Baecxhoeve - toponiemen

 

Naam:

 

Aart Peter Aerts bemptt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

Verklaring door Cornelissen:

 

-

Ligging:

 

Perceel nr. 7

 

Opmerkingen:

 

De veldnaam wordt genoemd in 1657. Genoemd naar een bezitter.

 

 

 

Naam:

 

Baecxhoeve

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Een hoeve lants geheitten die Baexhoeve, ghelegen in de parochie van Vechel op eene stede geheiten op Zittart [Mr1322-69v (1433)]

 

die baecxe hoeve op sijtart, Vechel [Mr27-12 (1562)]

 

de baecxhoeve op Zittaert [Mr1325-69 (1633)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging onder Zijtaart. De door Hoogbergen veronderstelde verklaring van ‘bake’ voor varken, lijkt niet waarschijnlijk (Hs-13). Eerder lijkt de naam ontleend te zijn aan de familienaam Baecx, welke familie deze hoeve bezat in de 15e en 16e eeuw. In 1433 Henrick van Baecx (Mr 1322-69v p. 16)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 22-35

 

Opmerkingen:

 

Henrick, zoon van Jan Baecks was van 1433 tot 1445 leenman van het leengoed van de hertog voor dit goed. Eerder heette dit leengoed “bij Perlaer”.

 

 

 

 

Naam:

 

De Braak

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Deze velnaam kwam in Veghel op meerdere plaatsen voor. Cornelissen geeft verschillende vermeldingen, onder andere op het Havelt en Ham, en ook: de agterste braak ter plaetse genaemt de setert [Mrv92-16 (1751)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging, waarschijnlijk onder Zijtaart.

 

Land dat braak ligt, of dat moet gebroken – dat is beploegd – worden, geschikt gemaakt om bewerkt te worden in tuimere zin. Ook (meestal) onbebouwd, weinig renderend bouwland (Molemans, 1979-94).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

‘Braak’ wordt meestal omschreven als braak­liggend stuk grond. Mogelijk is ook de oorspronkelijke betekenis van het woord: ‘breken’ = ploegen. Over het braak liggen van grond zegt Draye: ‘Het drieslagstelsel waarbij 1 jaar wintergraan, 1 jaar zomergraan en het 3de jaar de grond braak lag, werd in Vlaanderen in de 14de eeuw al niet meer toegepast. Op de magere gronden van de Kem­pen zal het lange tijd in zwang zijn gebleven’.

 

Volgens Buiks is in de Baronie het braak liggen van grond al snel vervangen door teelt van gewassen als rapen, klaver e.d.. Een bijkomende factor was dat de boeren niet gehinderd werden door de ‘Flurzwang’, een verplichting om op delen van de dorpsakker hetzelfde gewas te verbouwen. Op de braak kon het vee geweid worden, tenminste zolang het braak liggende perceel niet ‘gebroken’ werd. De braak diende behalve voor het herwinnen van de vruchtbaarheid ook voor het verwijderen van onkruid. Om dit laatste te bereiken moest de braak veelvuldig geploegd worden en daarna geëgd. Braak liggende grond werd het eerst geploegd in juni (braakmaand). Tevoren kon het vee er ongestoord op weiden. Men vindt wel eens pachtkontrakten over het braak laten liggen van een deel van de landerijen in het laatste pachtjaar.

 

‘Brakelen’ en ‘brekelen’ zullen vermoedelijk zijn afgeleid van ‘braak’ + lo [elen-uitgang]. Tij­dens de braak herstelde de natuurlijke rijkdom van de grond zich enigszins o.a. door de werking van bepaalde vrij levende stikstofbindingsbacterieën. Onvruchtbare gronden lagen het meest braak. Een ‘hoogbraak’ is een hoger gelegen ontginningscomplex. (Buiks 1990:53; Draye 1941; Buiks 1990:72; Buiks & Leenders 1993 dl.5:562.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 3, 20 en 28

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

Naam:

 

De Dries

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Deze naam kwam in Veghel op verschillende plaatsen voor.

Verklaring door Cornelissen:

 

Kil. driesch – ager pascuus.

 

Lindemans wijst op het vernad met het telwoord drie. De betekenis zou dan zijn “toestand van den akker in het derde jaar van den wisselbouw”. Uit de omstandigheid “braakland” ontstond dan een tweede betekenis: “leeg, onbebouwd land” en ook “weiland” .

 

M. Gysseling sluit zich aan bij Mansion’s opvatting (O.G.N. 106) die triusk- afleidt van threusk. In Vla. evolueert -eu als volgt: -eu- wordt -eo- wordt -io- wordt -ie- in tegenstelling tot Holland-Utrecht-Limburg, waar althans voor Umlautsfactor uit eu ü ontstaat. Als men in thriusk die -u- als een vocaliseringsproduct beschouwt van de -w- en -sk- als een residu-suffix van het suffix -isk, dan verkrijgt men een etymologie die blijkbaar de oudste betekenis van dries goed dekt. De betekenis is dan “braakliggend land” en “dorpsplein”. Zie Valkenswaard -188.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

De algemene betekenis is weiland bij de boerderij, vaak wat hoger gelegen, waarvan het gras en het zgn. drieshooi van betere kwaliteit is dan het bekende beemdhooi. Tegelijkertijd wordt gedacht aan een stuk grond met gras en onkruid, vaak te slecht om te bewerken en begroeid met struikgewas. Soms ook een verloren hoekje op het kruispunt van wegen, strookjes onbebouwde grond aan veldwegen gelegen.

 

Het minutieuze onderzoek van Claes in de omgeving van Diest toonde dat t.a.v. de percelen met een driesnaam 43 maal akkerland van toepassing was, 12 maal bos, 7 maal beemd, 3 maal weide, 2 maal eeuwsel, 1 maal ‘schom’ = onvruchtbare heidegrond, 2 maal een bij een huis gelegen boomgaard, 1 maal vroente of gemeynt en 1 maal heidegrond. Dat verklaart hoe divers de betekenis van dit element kan zijn.

 

Volgens sommige auteurs zou in Vlaanderen, Brabant en Zuid Limburg dries staan voor een driehoekig dorpsplein, een betekenis welke reeds in de 12de eeuw zou zijn opgekomen. (De Bont 1969 dl.3:15; Gijsseling 1954; Molemans 1976:288; Claes 1984:52; de Vos 1952:53; Lindemans 1951:15; Gijsseling 1952:49; Lindemans 1952:89.)

 

Ligging:

 

Deel van perceel nr. 27

 

Opmerkingen:

 

Bij mij thuis (Pastoor Clercxstraat 22, Zijtaart) heette het verlengde van de “misse” richting het Binnenveld de Dries. Het was een stuk braakliggend grotendeels met gras begroeid stuk land, gebruikt voor de opslag van hooi en andere gewassen voor de doorgang naar het Binnenveld.

 

 

 

 

Naam:

 

Den Hooge Eeusels

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De veldnaam “Eeussels” kwam in Veghel op verschillende plaatsen voor.

 

Het hoog eeuwsel ter plaatse genaemt de Setert [Mrv92-16 (1751)];

 

Cornelissen signaleert ook nog een Hoog Eeuwsel te Eerde.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Eeusel, afgeleid van eeuwen “voeren” is gangbare Kempische benaming voor weiland meestal van minderwaardige kwaliteit (M. Top. St. Huibr.Lille, -133).

Verklaring door Beijers en Van Bussel: Eeuwsel wordt verklaard als een droge zomerwei­de, veelal in particulier bezit en omheind, een schrale weide of een weide in de bossen. Dit toponiem komt in het zuiden van de Baronie geregeld voor, maar in het oostelijk gedeelte van Brabant is het al even frequent [redactie].

Te Overpelt was een ‘eusel’ een kunstmatige weide i.c. ontgonnen heide of woeste grond met buntgrassoorten begroeid en in gebruik als veeweide, primair voor schaapskudden. Volgens Lindemans zijn de eeuwsels in de Belgische Kempen het eerste stadium bij de ontginning van heide tot cultuurland. Het is niet precies te achterhalen tot wanneer de eeuwsels als veeweiden hebben dienst gedaan, maar zeker niet langer dan de 16de eeuw.

Dat de eeuwsels goede hooilanden waren is onwaarschijnlijk vanwege de bodemgesteldheid, nl. matig natte zandgronden. Veel eeuwsels zijn thans als weiland in gebruik omdat de grond voor hooiland niet vochtig genoeg is en voor bouwland te nat(Lindemans 1946:2; Pijnenburg 1976:1; Buiks 1984 dl.9:32; Mennen 1992:217; Buiks & Leenders 1993 dl.4:383; Molemans 1976:314; Lindemans 1952; Helsen 1978:116.)(

 

Ligging:

 

Perceel nr. 23 wordt Den Hooge Eeusels genoemd.

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

Naam:

 

Den Grooten Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De veldnaam “Grote Akker” kwam in Veghel op verschillende plaatsen voor, Cornelissen vermeld deze velnaam op het Hezelaar, op Zondveld en in de Bruggen.

Verklaring door Cornelissen:

 

Akker betekende oorspronkelijk het gemeenschappelijke (cfr. gemene akker) landbouwland bij een nederzetting. Jonger is akker in de betekenis van “een perceel bouwland (uit deze complexen)”, vrijwel altijd in de vorm “bepalend bestanddeel + akker”, waarbij het eerste lid wijst op bezit, ligging, vorm, teelt, enz.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel: De oudste vermelding van ‘akker’ komt voor in het Fragmentum Bladiniense uit de 9e eeuw. Akker wordt geïnterpreteerd als: bouwland behorend bij de dorpsgemeenschap. Deze omschrijving slaat op de bekende dorpsakkers c.q. gehuchtakkers. Ook is gedacht aan de betekenis van ‘het omheinde veld’. Er wordt een verband verondersteld tussen frequentie van akkernamen en bevolkingsdichtheid in het oude Toxandrië. Volgens Molemans zouden akkernamen het meest voorkomen op de oevers van de Weerijs met de zijbeken en langs de Dommel. In de zuidelijke Belgische Kempen ontbreken ze, maar ze worden wel aangetroffen in Belgisch Limburg. Het dichtstbevolkte deel van Toxandrië zou het noordoostelijk deel van de provincie Antwerpen en het aansluitend Nederlands territorium omvat hebben.

In de Baronie schijnen dorpsakkers en daarmee ook nederzettingen frequent te liggen langs Weerijs en Mark. Akker, kouter en es dekken aanvankelijk hetzelfde begrip, nl. het gemeenschappelijk ingesloten bouwland van een bevolkingsgroep.

In het oosten van Nederland kunnen twee hoofdgroepen in de bebouwingswijze onderscheiden worden, nl.: grote aaneengesloten akkercomplexen en kleine met bomen en akkermaalshout omgeven stukken akkerland in de vorm van ‘kampen’. Binnen de dorpsakkers waren geen heggen of wallen. De scheiding tussen de percelen moest met ploegvoren, scheikeien of bomen worden aangegeven. In Belgische toponymische studies over het zuiden van het oude hertogdom Brabant wordt regelmatig gesteld dat rond het gebruik van de dorpsakkers in de zgn. dorpskeurboeken regels waren opgesteld.

Akker­namen komen in de cijnskring Helmond frequent voor, zowel met voor- als achtervoegsels, met persoons-, flora- en faunana­men [re­dactie]. (Helsen 1952:127; Lindemans 1940-1954 dl.3; Gijsseling 1978, Buiks 1990:47; Helsen & Helsen 1978; De Vries 1958; Molemans 1977; Slicher van Bath 1944:2; Buiks 1983 dl.2:28_

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 25 en 26

 

Opmerkingen:

 

De percelen vormden inderdaad een grote akker.

 

 

 

Naam:

 

Den (Achterste en Voorste) Grooten Beemt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen vermeld deze veldnaam, op het Ham en op Zijtaart, onder andere:

 

in den groten beemt (Zijtaart) [GVE12-145v (1778)]

 

Agterste groote beemt, sijterse beemt aan steenweghecken [GVE-13 )1792)]

 

Voorste groote beemt, sijterse beemt aent steenweghecken [GVE-13 (1792)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Beemd was en is nog steeds de gangbare naam voor hooiland (MM.)

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

De belangrijkste varianten zijn bemt, be(e)mpt, bemdt en bampt. Sommige auteurs zien er een afleiding in van ban + made = banmade ofwel ‘het hooiland van de heer’. Het verschil tussen beemd en made is, dat een made langer gemeenschappelijk bezit is gebleven. Mogelijk moet ‘ban’ gezien worden als een verbod op toegang tot de beemd, die particulier bezit was. Beemden zullen aanvankelijk net als heidegronden gemeenschappelijk gebruikt zijn door de dorpsgemeenschap. Een term als ‘de gemeyn of gemene beemden’ kan hierop duiden. Het woord beemd verloor in de loop der eeuwen terrein op weide als gevolg van de verbterde ontwatering. In de late middeleeuwen nam de druk op de beekdalen toe.

 

Misschien dat vanaf de 11de - 12de eeuw grootschalige ontginningen in de beekdalen begonnen zijn, mogelijk ten gevolge van of in samen­hang met de verplaatsing van de bewoning van de hogere gronden richting beekdalen. De beemden die ontstonden werden in de 12de en 13de eeuw als gemeenschappelijke hooi- en weilanden gebruikt. In de 14de en 15de eeuw werden ze in smallere stroken verdeeld die vaak loodrecht op een beek lagen geconcentreerd. Waarschijnlijk zijn de natste en laagste delen van het beekdal het laatst verbeterd. De drogere delen van een dergelijk dal, die via natuurlijke weg kunnen zijn ontstaan maar ook door menselijk ingrijpen (bv. bezanden, zand van het oude bouwlanddek in het beekdal schuiven of grasplaggen verplaatsen) zijn waarschijnlijk als eerste ontgonnen.

 

Op veel beemden was wegens de venige bodem geen beweiding mogelijk; het vee zou er diep wegzakken en zelfs het hooi moest wel eens op burries van het land gedragen worden. Een beemd, in het latijn pratum, is een natuurlijke weide bij een beek, vooral gebruikt voor hooiwinning. Een weide, pascua, aangeduid met de term ‘eeuwsel’, ligt over het algemeen hoger dan een beemd en wordt alleen ge­bruikt voor beweiding. Het is vaak een met hooizaad ingezaaide akker. Veel beemden stonden vanwege de hoge waterstand in het najaar, de winter en het voorjaar onder water, waardoor het gras o.a. zaar of zegge, aan de zurige kant was en als minderwaardig gold. Gewoonlijk werd het als hooi (beemdhooi) aan de paarden gegeven (perdshooi). Nadat de waterstand was verlaagd werden veel beemden op den duur geschikter voor permanente beweiding.

 

Evenals bij de akkernamen zien we bij beemdnamen samenstellingen met voor- en achtervoegsels, de diminutiefvormen en allerlei adjectiven. Ook persoonsnamen zijn in deze samenstellingen sterk vertegenwoordigd. (Gijsseling 1960; Lindemans 1940/1954; Smulders 1958:12; Gijs­seling 1954; Buiks 1990:51 en 229; de Bont 1969: III:15; Buiks 1983:15; de Bont 1993:93;  Weterings en Taat 1987:68.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 33 en 34

 

Opmerkingen:

 

De percelen waren inderdaad een grote beemd. De beemd wordt in het maatboek van 1792 onderverdeeld in nr. 34: den Voorsten Grooten beemd; nr. 33: den Agtersten Grooten beemd. Vanuit de Baecxhoeve of het gehucht Zijtaart gezien lijkt het alsof de twee namen in het maatboek verwisseld zijn.

 

 

 

 

Naam:

 

Jan Lambers Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

Verklaring door Cornelissen:

 

-

Ligging:

 

Perceel nr. 8

 

Opmerkingen:

 

Dit perceel was in 1657 bezit van Jan Lambert Aerts

 

 

 

Naam:

 

't Kleijn beemdje

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam op het Ham, niet op ZIjtaart.

Verklaring door Cornelissen:

 

Beemd was en is nog steeds de gangbare naam voor hooiland (MM.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 7 en 30

Opmerkingen:

 

Een kleinere beemd van de Baecxhoeve heette de Kleine Beemd en een andere grotere beemd de Grote Beemd. De toevoegingen “klein” en “groot” werden gebruikt om deze twee beemden van elkaar te onderscheiden.

 

 

 

 

Naam:

 

de Koyweyde, de Wey

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleer de velnaam Koewei bij de Apenhoeven, niet te Zijtaart.

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar gebruik als veeweide.

Verklaring door Beijers en Van Bussel: Weilanden lagen over het algemeen hoger dan beemden. Ze werden gebruikt voor beweiding, terwijl de beemden alleen gehooid werden. In tijden van hoge graanprijzen waren boeren geneigd hun grasland te ‘scheuren’ en graan te gaan verbouwen. Zo zou een toponiem als de ‘oude weide’ kunnen duiden op een stuk grond dat lang als weiland in gebruik was geweest, maar later werd ‘gescheurd’ om als bouwland dienst te doen.

Weiden zijn meestal kunstmatig aangelegd in tegenstelling tot de beemden. Weiden werden ingezaaid met graszaad­hooi van onder de hooitas in de schuur, terwijl beemden een spontane vorm van vegetatie kenden. Weilanden ontstonden ook op braakliggende akkers. Als er niet meer geploegd werd vestigden zich er vanzelf allerlei onkruiden. Na beweiding gingen op den duur de grassen overheersen en verkreeg men een dries.

Buiks meldt dat de weiden vaak in dorpsakkers liggen aangezien het voormalige bouwlanden zijn. Het vee werd vroe­ger maar enkele uren per dag naar buiten gebracht. Het kon grazen op weilan­den, wegbermen, spurrie- en klavervelden. Een ‘koehert’ paste op de koeien, zodat ze niet in akkergewassen kwamen en daar schade zouden aanrichten.

In cijnsboeken en latijnse akten treft men de twee latijnse termen aan die het onderscheid aangeven tussen beemd en weide nl. ‘prato’ en ‘pascua’. Daarnaast kende men ‘agri’ = akkers, ‘terre mericales’ = heide­gronden, ‘terre paludiales’ = broekgronden. IBuiks 1990:160; Spierings 1984:189.)

 

Ligging:

 

De naam voor perceel nrs. 31 en 32

Opmerkingen:

 

Weiland is grasland

 

 

 

 

Naam:

 

Cuijcken Velt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cuykenvelt, op zijtaart [RAV159-103 (1746)]’

 

Lant cuykevelt op zijtaert [GVE12-235 (1778)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Veld betekent primair: open, onbebouwd terrein en was dus een synoniem van heide, gemeente, enz. Vandaar kreeg velt de sekundaire en thans gangbare betekenis van “een perceel akkerland” al dan niet uit een groter komplex en werd in die zin een konkurrent van akker (Top. Valk. -250)

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

In de middeleeuwen was ‘veld’ het meest algemene woord voor ongecultiveerde of woeste grond. Dit ‘veld’ was toegankelijk voor het grazende vee. In hoofdzaak betrof het de open heidevlakte begroeid met erica = droge heide of met dop- of hommelheide = natte heide. De primaire betekenis is geweest: heide, onbebouwde vlakte. Onder een heideveld verstond men een perceel heidegrond in particulier bezit dat eens tot de gemeynt behoord had. Ons inventarisatieproject toont aan dat ‘veld’ in zeer veel combinaties voorkomt, vergelijkbaar met het element ‘akker’. (Buiks 1990:44; Gijsseling 1954:1;Mennen 1992:53; Molemans 1976:1588.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 5 en nr. 6

 

Opmerkingen:

 

Cornelissen gaat niet op op het voorvoegstel “Cuyken-”. Mogelijk betreft het een persoonsnaam, dus een bezitter naar wie dit veld genoemd is.

 

 

 

 

Naam:

 

Den Langen Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De naam komt in Veghel op verschillende plaatsen voor. Cornelissen vermeldt onder andere:

 

lange acker, sijtaart [RV24 (1543)]

 

een streekken schietende opten lange ecker opt zijtert [GVE15-119 (1624)]

 

langenakker (zijtaert) [GO-129 (1754)]

 

genaamd den lange acker (zijtaert) [GVE12-145v (1778)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Akker betekende oorspronkelijk het gemeenschappelijke (cfr. gemene akker) landbouwland bij een nederzetting. Jonger is akker in de betekenis van “een perceel bouwland (uit deze complexen)”, vrijwel altijd in de vorm “bepalend bestanddeel + akker”, waarbij het eerste lid wijst op bezit, ligging, vorm, teelt, enz.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 1-2 en deel van nr. 4

Opmerkingen:

 

Het was een langerrekt perceel

 

 

 

Naam:

 

Het Leegh Eusel

Ligging:

 

Perceel nr. 32

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam niet.

Verklaring door Cornelissen:

 

Eeusel, afgeleid van eeuwen “voeren” is gangbare Kempische benaming voor weiland meestal van minderwaardige kwaliteit (M. Top. St. Huibr.Lille, -133).

Opmerkingen:

 

Laag gelegen eeusel. Perceel 23 was het Hoog Eeusel en perceel 32 was het Laag Eeusel. De aanduiding “hoog” en “laag’ werden kennelijk gebruikt om deze twee eeussels van elkaar te onderscheiden.

 

 

 

 

Naam:

 

Loij-acker, Agterste Loacker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Het leengoed met den loo-acker en 1/3 in den mostaertacker [(GVA12-270 (1778)]

 

De looiakker [N (1843, 1861, 1893), V, -]; E 428 (br. 37.20), 430-431 (b. 2.10.90)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in het Keselaar. De eenmaal gesignaleerde spelling loo-akker suggereert een afleiding van loo (in de betekenis van bos), hoewel ter plaatse geen bos meer aanwezig is en ook de kadasterkaarten van 1832 geen bossen te zien geven. Het eerste lid kan een persoonsnaam zijn, vgl. Petrus van Looy, 1875 (KLBev. V.)

 

Ligging:

 

De naam wordt gebruikt voor perceel nr. 19-21. Perceel nr. 20 heet de Agterste Loacker

 

Opmerkingen:

 

In de bronnen komen twee varianten voor: Loo-akker, en Loij-acker. Loijacker is de oudste variant.

 

Er was in dit gebied in 1806 nog wel een bos, het Pettelaar, dat met het graven van de Zuid-Willemsvaart rond 1824 verdween. Zie de kaart uit 1816 van De Geus. De veldnaam Looiakker is niet afgeleid van dit bos maar van een persoonsnaam, omdat Loijacker de oudste variant is. We moeten dan aan Loij of Eligius denken. Het kan zowel een voornaam zijn, of misschien al een familienaam geworden zijn, op het moment dat de naam naamgevend werd voor deze percelen.

 

 

 

 

Naam:

 

Mostert Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Huis, schuur op’t zijtart, genaemt de mostertacker [RAV96-64v (1720)]

 

1/3 van den mostaert acker [zontvelt] [GVE12-269 (1777)]

 

den mosterdakker [N (1869, 1893)]; E 430 (b en w: 1.32.30), 455 (b: 40.00)

 

mostertakker [V-]; E430-431

 

(Cornelissen signaleert ook nog een vemelding op het Hezelaar)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in het Keselaar onder Zijtaart, tevens onbekende ligging op het Zondveld onder Zijtaart.

 

Benoeming naar de teelt van brassica, nigra, mosterd of zwarte mosterd. Het twaalfde geslacht onzer inlandse Crueiferen heet Sinapis (mosterd). Thlasp: Arvesse, gemeente Boerekers ... wilde mosterd (wilde mosterd ook als volksnaam voor mierikswortel en voor zandkool. (W.N.T. -1169);

 

Mogelijk ook benoeming naar persoonsnaam, vgl. Gerit Mostart, 1411, heove Sweenslake (lijst fam. Veghel).

 

Ligging:

 

De naam had betrekking op perceel nrs. 12, en 14 t/m 17, en komt voor zover mij bekend op Zondveld niet voor.

 

Opmerkingen:

 

De naam is afgeleid van de familie Mostaert uit 's-Hertogenbosch, die perceel 12 omstreeks 1406 bezat

 

 

 

 

Naam:

 

Nelissen acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Nelisenakker [N (1875)]; E 429 (b: 69.00)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in het Keselaar. Het eerste lid is een persoonsnaam of een genitief van een persoonsnaam of mansnaam.

Ligging:

 

Perceel nr. 18

 

Opmerkingen:

 

Akker van Cornelis

 

 

 

Naam:

 

Perlaer

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Verklaring door Beijers em Van Bussel:

Het mnl. ‘parre’ betekent omheinde plaats of afgesloten terrein. Het germ. * parre zou een diminutief hebben gehad eindigend op ‘-ik’, nl. ‘parik’, waaruit het latere park ontstaan zou zijn. Par en perre zouden teruggaan op het voor-Romeinse woord * parra = stang, afsluiting. Nauw verwant hieraan is een ‘peer­boom’, vgl. perre-boom, een soort slagboom, die het terrein letterlijk afsloot. In Asten bestond onder Ostade het goed ‘Ten Perre’, later aangeduid met ‘tHuys ten Perre’, wat een belangrijk economisch centrum was waar jaarlijks erfpachten moesten worden afgedragen. ( Helsen 1978:180; v.Berkel & Samplonius 1989:146; Maas e.a. 1994:18.)

 

Ligging:

 

De oude naam voor het leengoed de Baecxhoeve was "bij Perlaer"

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

Naam:

 

Den Pettelaer

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Hoijlants genaamt het deelke aan de pettelaar opt citart {RAV101-224v (1741)]

 

lant aent ven pettelaer [GVE12-55 (1778)]

 

¼ in twee rijdende beemde gelegen te veghel in de zijterse beemde, genaemt de pettelaar [N (1814)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Pettelaar, een kort kledingstuk. Gewestelijk bijvoorbeeld in Brabant en Vlaanderen ook in den vorm van pitteleer, pitteleerken in gebruik van een kort jasje, een mansjas met korte slippen. (W.N.T. -1428)

 

Benoeming naar de vorm. Benoeming naar persoonsnaam of bijnaam. Mogelijk van “pette” oude man, afgeleefde grijsaard (W.N.T. -1428)

 

Van het toponiem laar werd nog geen algemeen bevredigende etymologische verklaring gegeven. Enkele naar voren gebrachte betekenissen zijn: 1) open plaats in een bos; 2) plaats waar men hout kan lezen; 3) moerassig bos. Volgens Van Passen blijkt een laar in de Kmepen over het algemeen de betekenis te hebben gehad van onbebouwde (gemeenschaps)grond, waarop men het vee liet grazen. (M. Top. Neerpelt, -143-144)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 35

 

Opmerkingen:

 

De naam voor ongeveer 54 roeden bos, gelegen in de Grooten beemt. Mogelijk houdt deze naam verband met de oudste naam van het leengoed de Baecxhoeve: bij Perlaer. Het bos werd in 1806 door Verhees op de kaart gezet. Zie de kaart van Verhees uit 1806.

 

Aan de nogal kleurrijke verklaringen van Cornelissen kan ik nog de volgende anecdote toevoegen die verteld wordt in verband met de veldnaam Pettelaar in Den Bosch. Napoleon stond met zijn leger voor de vestingstad ’s-Hertogenbosch. “Moeilijk in te nemen,” had men hem gewaarschuwd. “Ah,” zei Napoleon, “ce n’est pas un pet en l’air”. (Het is maar een scheet in de lucht). Vanaf toen werd die plek ‘Pet en l’air’, in de volksmond ‘Pettelaar’, genoemd. Ik meen te mogen betwijfelen of Napoleon in Zijtaart bij een bosje bij de Valstraat heeft gestaan, maar je weet maar nooit.

 

 

 

 

Naam:

 

Valstraat

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Uuyt eenen ecker in die valstraat gelegen dat nu gilt hanric willemsoen van tillaer [GVIE2 (1427)

 

valstraat in Keselaar [Hs- (1682)]

 

beemt en hoy in de valstraet op zijtaert [GVE12-177 (1778)]

 

de valstraat (nu sluisstraat, de leest) [kad. (1832)]; D 1 (bo: 49.90)

 

de valstraat Gieliskamp [N (1861)]; E 392 (b: 43.20)

 

in de valstraet ter plaatse genaemt keselaar [N (1883)]

 

de valstraat [V.-]; D 417, 418 (bo” 79.20), E 415, 456 (b: 81.40)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Dit is de oude benaming voor de weg naar Zijtaart, te beginnen bij de huidige Sluisstraat, die via het gebied de Leest naar de Hostie onder Zijtaart liep. Wellicht geeft deze benaming aan dat de betreffende weg vanaf het wat hooggelegen gebied de Hostie in de richting van Veghel in hoogte afnam.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel: Vermoedelijk verwijzend naar een valhek of klaphek, alhoewel de betekenis van een lichte helling niet uitgesloten is. Zo zou het toponiem Valsteeg verklaard mogen worden als plaats die aan een helling [val] ligt. (Schönfeld 1980:43; v.Berkel & Samplonius 1989:185.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 12 en 21 grensden aan de Valstraat. Verder in de richting van Zondveld heb ik de naam niet meer aangetroffen.

 

Opmerkingen:

 

De cijnsregisters van Helmond geven als oudere vorm "Valsce straat". Kennelijk was de oorspronkelijke naam 'Valse Straet', ofwel 'slechte straet'.

 

 

 

 

Naam:

 

Vrynskens Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Van huys en hoff met eenen acker genaemt vrijnskenacker [HH163-17 (1714-1783)]

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging aan de Valstraat. Het eerste lif zal een persoonsnaam zijn of het diminutief van een mansnaam.

Ligging:

 

Perceel nr. 12

 

Opmerkingen:

 

Akker van Laurijns (ofwel Vrijns of Frens)

Afkortingen Cornelissen     Afkortingen Beijers-Van Bussel     Kaart van Veghel     Baecxhoeve