Uit de regesten van de zestiende-eeuwse schepenprotocollen van Veghel
blijkt dat aan veel huizen en landerijen in Veghel, onder andere
gelegen op het Dorshout, het Hezelaar en Beukelaar de plicht
verbonden was om een deel (vaak een roede) van de landweer te
onderhouden. Dat betekent dat de landweer iets
gemeenschappelijks was van het dorp en geen wal die om
privé-percelen van bepaalde personen lag.
In 1447 kregen de
inwoners van Schijndel
toestemming om een gracht en wal aan te
leggen tussen hun gemeint en de gemeint van Veghel. Deze wal
liep van achter het Dorshout maar Eerde. Deze wal werd door de
inwoners van Schijndel onderhouden. De oudst gevonden
vermelding van de landweer komt uit het register van schenkingen
aan de Veghelse Tafel van de Heilige Geest. Daarin wordt op 5
juni 1384 een goed vermeld gelegen omtrent der lantweren.
Dat is vóór de aanleg van de wal tussen Schijndel en Veghel.
BP-1203, fol. 61 (30-3-1433): Goyart van Erpe, natuurlijke zoon
van wijlen Aert van Erpe, verpacht voor 6 jaren vanaf Pinksteren
aanstaande aan Jan Aertss van Diglaer een hoeve op Hezelaer met
onder andere de verplichting om 2 voeten landweer te onderhouden.
Uit
een vonnis uit 1498 blijkt bovendien dat de landweer ergens ten
oosten van de Aa lag. In dat jaar word er vonnis gewezen in een
geschil tussen de inwoners van Eerde en Creytenborch enerzijds
en de inwoners van Veghel anderzijds over gebruiksrechten in de
Veghelse gemeint. De inwoners van Eerde en Creytenborch hadden
onder andere betoogd dat zij met de inwoners van Veghel hadden
moeten onderhouden die lantweren op d’ander zyde van der
rivieren geheeten die Aa, gelegen op die palen ende frontieren.
Het woord ‘frontier’ betekent zoiets als een
vooruitgeschoven grens in een vijandelijk gebied. Hieruit volgt
dat de landweer ten oosten van de Aa lag en meer specifiek op de
grens van Veghel en dat de landweer een verdedigende functie
had.
De naam ‘De landweer’ komt voor op de kadasterkaart van
1832. Het is de aanduiding van een weg die door de Heide liep
ten oosten van Mariaheide. Nu zijn de namen op de kadasterkaart
van 1832 vaak onnauwkeurig. Het is onwaarschijnlijk dat de
betreffende weg op de plaats van de oude landweer lag,omdat in
1498 gezegd werd dat de landweer op de grens van Veghel lag.
Gezien de verdedigende functie zal dat ook correct zijn. Uit de
vermelding op de kadasterkaart van 1832 kunnen we wel afleiden
dat de oude landweer gelegen moet hebben op de grens van Veghel
en Erp. Die gedachte wordt gesteund door veel oudere
vermeldingen van de landweer uit de vijftiende eeuw. Enkele
percelen op het Lankvelt waren toen gelegen ‘op die Lantweere'
en ‘by die lantweere’.

Jan van Erp stuurde een kaart van Veghel en Erp rond 1825
getekend door de Rooise koster Adriaan Brock. Daarop staat het
woord ‘landweer’ geschreven langs de grens tussen Veghel en Erp,
wat onze reconstructie bevestigt. Hoever de landweer zich in
noordelijke richting uitstrekte is op basis van de nu bekende
gegevens niet te zeggen.

Periode van het ontstaan van de landweer
Wanneer
werd de landweer aangelegd? We weten dat dit vóór 1384 gebeurde
en waarschijnlijk na het ontstaan van de dorpsgemeenschap rond
1200. Wanneer was het zo onveilig dat de aanleg van deze
landweer begrijpelijk is?
Nadat de hertog van Brabant in
de eerste decennia van de dertiende eeuw zijn gezag had
gevestigd in het grootste deel van het gebied van de latere
Meierij van 's-Hertogenbosch, was het in de tweede helft van de
dertiende eeuw, voorzover bekend, rustig in deze regio. In de
veertiende eeuw is sprake van schermutselingen en tussen tussen
de hertog van Brabant en de graven van Holland en Gelre over
Waalwijk, Heusden, Grave, Vlijmen, Engelen, Hedikhuizen, Tiel,
Zandwijk, Heerewaarden, Megen, Cuijk, Onsenoort, Herpen,
Ravenstein en Boxmeer, allemaal plaatsen in het rivierengebied
en langs de Maas. Geldrop werd in 1334 betwist tussen Brabant en
Gelre maar daarbij werd niet gevochten. In 1372 is voor de
eerste keer sprake van oorlog en verwoestingen in de buurt van
Veghel. In dat jaar ontstond er een twist tussen Brabant en
Holland over Vlijmen en Engelen. Een partijgenoot van de hertog
stak het huis te Onsenoort in brand. Aanhangers van de graaf van
Holland vielen goederen van Brabanders in Zeeland aan en troepen
onder leiding van Reinoud van Brederode, vielen de Meierij
binnen en verbrandden veel huizen in de omgeving van
Sint-Oedenrode. Bossche milities staken hierna Vlijmen en
Engelen in brand. In 1374 kwam het tot een bestand.
Vermoedelijk werd de landweer aangelegd nadat de
oorlogsdreigingen in Veghel direct voelbaar waren geweest, dus in de periode 1372-1384.
Dit was volgens Bertus Brokamp ook de bloeiperiode van de aanleg
van dergelijke landweren in het huidige Duitsland, België en
Nederland.

We weten niet hoe de Veghelse landweer eruit zag. Volgens Bertus
Brokamp werd meestal een diepe sloot gegraven en werd met het
uitgegraven zand een wal aan een of aan weerszijden van de sloot
aangelegd. Op die wal kan men eventueel nog palen of zoiets
dergelijks gezet hebben.
Op
20 november 1379 kregen de inwoners van Veghel een privilege van
de hertog waarin het toezicht op het gebruik van de gemeint werd
geregeld. Het privilege zegt dat er in Veghel 'veele stoote zijn
geweest rurende van der gemeynte aldaer'. Nu kreeg Erp op
dezelfde dag precies hetzelfde privilege. Dat maakt
waarschijnlijk dat er toen geruzied was tussen Veghel en Erp
over het gebruik van de gemeint. In 1793 werd verklaard dat de
Erpse en Veghelse boeren zich wat betreft het weiden van vee
nooit iets van de gemeentegrens aangetrokken hadden. Het is
mogelijk dat dit een heel oud gebruik is, en dat de ruzie
waarvan in 1379 sprake is te maken had met het aanleggen van de
landweer door Veghel, waardoor de doorgang van het Erps vee
belemmerd werd. Een andere mogelijkheid is dat er geruzied werd
over de grens en de plaats van de landweer. In dat scenario werd de landweer in de periode
1372-1379 aangelegd.
Het verdwijnen van de landsweer
Uit oorkonden uit het midden van de zestiende eeuw blijkt dat de
landweer toen nog steeds door de inwoners van Veghel onderhouden
werd.
Uit het schouwverbaal van juni
1650 blijkt dat er toen een wal op het Ham onderhouden mnoest
worden:
Jan Antonis Jacops een foult aen den wal op Ham, moet op
gebrocht worden met sant
Omdat prive-wallen niet geschouwd
werden, zal dit om de landweer gaan. In de zeventiende eeuwse
transporten treffen we die verplichting om de landweer te
onderhouden overigens niet
meer aan. Mogelijk bleek tijdens de Tachtigjarige Oorlog of al
eerder dat de verdedigende functie van de landeweer erg beperkt
was en dat legers er zich niet door tegen lieten houden. Legers
konden bovendien ook uit andere richtingen komen. Na 1650 houden
de berichten over het onderhoud van de landweer op en de wal zal hierna snel
afgesleten zijn en de sloot grotendeels opgevuld. Rond 1825
zullen de restanten hier en daar nog wel zichtbaar geweest zijn,
gezien het bijschrift 'landweer' op de tekening van Brock.
Het verval van de landweer werd ook in de hand gewerkt doordat de boeren van Veghel en Erp
hun schapen en vee aan weerszijden van de grens lieten grazen en
veelvuldig de oude landweer overstaken. Het een en ander blijkt
uit twee verklaringen uit 1793. In dat jaar was er een strook
percelen van de gemene gronden aan particulieren verkocht aan de
Veghelse kant van de grens tussen Veghel en Erp. Enkele oude
inwoners van Veghel verklaarden toen dat zij ‘altoos hun
vee hebben geweyt en gedreeven soo wel op het broek van Erp als
van Veghel, sonder eenig onderscheyt van jurisdictie, gelyk ook
het vee van ingesetenen van Erp meede weijde op het Veghels
broek, soodanig dat het vee soo van Erp als Veghel onder
elkanderen weyde, maar dat de ingesetenen van Veghel en Erp geen
torff mogte steeken of vlaggen dan ieder in syn eijgen
jurisdictie volgens de gestelde palen’. Ze verklaarden dat in
mei of juni 1793 bij de verkoop van de nieuwe percelen er een
‘scheytsloot’ werd gegraven op de grens en dat er hekken waren
geplaatst, waardoor zij hun vee niet meer op het Erps broek
konden laten grazen, zonder een grote omweg te nemen.
Martien van Asseldonk
Bronnen: Rechterlijk archief
Veghel, inv. Nr. 110, fol. 270-271 (3-8-1793); inv. nr 115, fol.
41v (10-6-1797); Martien van Asseldonk, De Meierij ontrafeld.
Plaatselijk bestuur, dorpsgrenzen en bestuurlijke indeling in de
Meierij van ’s-Hertogenbosch, (1200-1832) (Oosterhout 2003),
hoofdstuk 3; Brokamp, B. (Landweren in Nederland (deel I en deel
II), (Utrecht, 2007); Leenders, K.A.H.W., Wallen in Brabant
(Den Haag, 2011). |