Amer - toponiemen

Naam:

 

Aahoek

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Het lant van Hendrik Jans van Eert bij den amer den ahoek genaemt

 

[GVB43 (1721)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Een hoek duidt op 1) perceel dat een hoek vormt, te vergelijken met eegde, geer, tip e.a., 2) perceel met een winkel of haak, 3) kleine agglomoratie in hoekvorm, niet noodzakelijk aan de uithoek van de gemeente gelegen (M. Top. Overpelt, -154).

 

Ligging:

 

Perceel nr. 13

 

Opmerkingen:

 

De vorm van het perceel heeft niets hoekigs. Mogelijk betekent de naam “uithoek aan de Aa”.

 

 

 

 

Naam:

 

Agterste Dor(s)hout, Agter ’t Dor(s)hout

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Agterste dorshout [Hs- (1675)]

 

hoy agterste dorshout en Jan Willemsbeemt [GVE12-47 (1778)]

 

in het achterste dorshout [N (1846)]; A 865 (w: 22.47.90).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Amert "achter" (van het dorp uit gezien) het Dorshout. Benoeming naar de

ligging.

Ligging:

 

Perceel nrs. 4, 5, 7, 11-14, 21, 23, 25, 27

Opmerkingen:

 

Vanaf de kerk van Veghel en het Hoogeind gezien was dit het achterste deel van het Dorshout, of Dorshout. Het hele hier besproken gebied werd tot het Dorshout gerekend, meer specifiek het Achterste Dorshout.

 

 

 

 

Naam:

 

Amer

Vermeldingen door Cornelissen:

 

In loco dicto den amer [Hs-9 )+/- 1385)]

 

op gheen amer [Hs-6 (+/- 1390)]

 

ad locum dictum die namer [Hs-144 (+/- 1500)]

 

eenen aabeempt ad locum dictum dem amer [Hs-6 (1519-1538)]

 

eenen aabeempt in den amer aan de aa [Mrv30-123 (1530)]

 

in den aeme [GSO-262 (1617)]

 

hoij en landt in den amer [GVE12-168v (1777)]

 

de amert [kad. (1832)]; N (1836, 1864, 1871, 1879, 1884, 1894); V.]; A 665 (w: 69,80) 865, 865 (w: 22.47.90), 936-978 (b: 5,94.29, w: 7.49.60, og: 1.09.18, hu: 7.92, tu: 5.50), 986, 987 (b: 69.70, og. 10.40)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

De naam is momenteel (1955) nog bekend voor moerassig land op Dorshout. Uitgangspunt is het germ. + ami-. Dit germ. + ama, mnl. + ame, is overgeleverd in Amestelle, Amstel. Daarnaast is germ. + ami, mnl. + e. bewaard in de naam Eem, die aan verschillende wateren toekomt. Korte namen lenen zich bijzonder voor uitbreiding met suffixen en zo ontstond naast “eem” met s-suffix, een verlende vorm “eems”. (In de klassieke overlevering Amisia). Op soortgelijke wijze ontwikkelde zich met een –r suffix een germ. + amra, Hamer. Een Zuidnederlands (h)amer is door Lindemans verklaard als “nat land op de oever van een beek”. (Hs-6)

 

Gebied liggend aan de noordzijde van (het) Dorshout. Ook een perceel onder Eerde of Everse (Sint-Oedenrode), waarvan de ligging onduidelijk is, draagt de waarschijnlijk verwante naam “aemer”. Deze verklaring lijkt zeer plausibel, omdat de Amert bij Dorshout laaggelegen is en ook het gebied tussen Eerde en Everse plaatselijk drassig is, er lagen voorheen enkele grote vennen.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

In de literatuur zijn diverse verklaringen van ‘amer’ te vinden. De meest waarschijnlijke lijkt: nat land op de oever van een beek. Ook komt in aanmerking ‘werf langs een rivier’ of  ‘aanlegplaats van schepen’. In oorsprong zou het woord verwant zijn aan ‘ambra’ = nevel, water, rivier of ‘amra’ afgeleid van ‘ama’ met het suffix -ra, de naam van een natuurlijke waterloop. Eem en Amer zijn misschien wel wisselvoren voor het­zelfde water,  vgl. in Duitsland Ammer en Emmer. Oudere vormen als Ambra [amb - ara] wijzen op Keltische of nog oudere afkomst.

 

(Lindemans 1952; Buiks 1990:87; Gottschalk 1984:245; v.Berkel & Samplonius 1989:19; Moerman 1956:24,28;  Buiks & Leenders 1993 dl.5:636; Künzel 1988:66.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 6, 9, 11, 14, 16, 17, 18, 19, 20

 

Opmerkingen:

 

De Amer was een trechtervormig gebied langs de Aa dat later van de gemeente werd verkocht dan de aangrenzende beemden. Op de kadasterkaart van 1832 is te zien dat hier een waterloop in de Aa stroomde, wat betekent dat dit gebied lager lag en daarom natter zal zijn geweest. Het was de enige plaats in dat deel van Veghel waar men (tot 1718) over de gemene gronden de Aa kon bereiken, er liep een weg naar toe. Dit ondersteunt de verklaring "aanlegplaats voor schepen". Hierbij moet men dan aan platte schuitjes denken. Die schuitjes zouden hier dan aangelegd kunnen hebben, omdat men hier de Aa kon bereiken zonder over privéland te hoeven lopen.

 

 

 

 

Naam:

 

Binnenveld

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze naam op veel plaatsen in Veghel.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Een binnenveld is een door omliggende akkers of aangelagen ingesloten stuk grond en enkel over deze te bereiken. (M. Top. Valk.)

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Meestal zal het gaan om een ligging direkt bij een hoeve. Men kan denken aan een stuk grond dat besloten ligt tussen andere percelen en dat via het recht van overpad voor buren bereikbaar was. In dit verband kan ook in aanmerking komen de veldnaam ‘bijn’. Grondvorm hiervan is bi-wunda in de betekenis van ‘omheind land’; meer specifiek een (door koop verworven) stuk uit de gemene gronden, vgl. d’n Bijnbeemd. Wegnamen met het element ‘binnen’ duiden verbindingen aan die binnen of midden in een bepaald gebied lopen. Ze zijn veelal de kortste verbindingen tussen twee punten. Mogelijk correspondeert ‘binnen’ ook met ‘benne’ (Buiks 1990:58; Molemans 1976:151; Molemans 1975:67; Mennen 1992:322.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 14

Opmerkingen:

 

De verklaring van Cornelissen overtuigt niet. In deze reconstructie blijkt het Binnenveld steeds betrekking te hebben op de akker en weilanden bij het huis gelegen. Dit sluit aan bij de verklaring van Beijers en Van Bussel.

 

 

 

 

Naam:

 

Dorhout, Dorshout

 

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Retro locum dictum Dorhout, campus hoge Dorhout [BPl176-366v (1385)]

 

in dat Dorhout aan die Aa [BP1197-86 (1426)]

 

scragenbeemt aen Dorhout [BP1268-37/37v (± 1500)]

 

int dorhout [HH-147 (1621-1691)]

 

het dornhout [Mrv91-12v (1719)]

 

hertgang Dorshout en Eerd [GVE12-185 (1778)]

 

het Dorshout [kad. (1832)];A 1008-1140

 

Dorhout bouwmanswoning etc. en arbeiderswoning genaamd Puttenburg, gelegen in de

Knokert, de Nieuwe Kopen, Amert, Dorshout de Putten [N (1852)]; A 803, 826-829, 872, 909, 910, 915, 916, 936, 937, 1093, 1100-1104, 1137, 1371-1464 (hu: 08.20; tu: 01.92; ho: 2.15.50; hh: 04.60; og: 74.60; b: 5.20.90; w: 5.72.83).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Bekende buurtschap in Veghel, die zich vanaf de Oranjewijk noordelijk langs de Aa

uitstrekt, tot aan de Amert en de Knokert. Ook benaming voor een boerenwoning ter

plaatse (anno 1852). Anno 1927 was Dorshout bovendien de naam voor de huidige

N.C.B. -laan. Dorshout is een nog bekende naam. Het eerste element kan droog en dor

betekenen, maar ook dwars. Hout "bos" (M.Top. Valk. -110).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Hout, en op andere plaatsen in ons land ‘holt’, komt veel voor in toponiemen, zowel in nederzettings-, gehucht- als veldnamen. Men kan dan denken aan rooiingen van bossen van hoog opgaand hout. Vanaf de 13de eeuw zouden de hout- en lo-namen verdrongen worden door de bosnamen.

 

Buiks 1990: 86; Molemans 1976: 521; Buiks 1988 dl.24: 44; Buiks 1983 dl.4: 4; Verdam 1932: 260; v.Passen 1961; Buiks & Leenders 1993 dl.3: 225, dl.4:422.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 4, 5, 7-15, 17-28

Opmerkingen:

 

Het hele hier besproken gebied werd tot het Dorshout gerekend, meer specifiek het Achterste Dorshout.

 

 

 

 

Naam:

 

Junger

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De leegh heij bestaet in 23 huyssen ende begint in den buender genaemt den junger aen muylengraeff is toegemeten yder 4 roeden [GVIIB28 (± 1700)].

 

Jungers beemt [GVE2-252 (1702)]; 1/4 hoy in jungerbeemt [GVEI2-259 (1777)]

 

int rot no 17 tot 16 heys rot tegen den jongerbeemt niet wel geveegd [GVIIB26 (1789)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in de Lage Heide onder Mariaheide. Benoeming naar een persoonsnaam vgl. Philip Carel Junger 1916 (KI.Bev.V.).

Ligging:

 

Perceel nrs. 1-2

Opmerkingen:

 

De bron die Cornelissen aanhaalt wijst in 1709 een deel van de Aa toe aan het Rot “Leegh Heij”. Dat rot moest dit deel van de Aa vegen. De mensen woonden in de Lage Heide, maar het stuk Aa bevond zich op het Dorshout, niet in Mariaheide.

 

 

 

 

Naam:

 

Knokart

Vermeldingen door Cornelissen:

 

After poyerveltbeemd den knoeckaert [Hs- (1519-1538)]

 

knokert, cnoeckart-hey = de knoekart in de hintelt [Hs- (1601)]

 

van den knockart (onder Eerde) [GSO-262 (1617)]

 

buender aen de knokert [GVEI2-52 (1778)]

 

de knokert [kad. (1832)]; A 777-863

 

de knokert [N (1837, 1839, 1843, 1893), V.-]; A 869-870 (he: 16.94.00; og: 20.60), B 589,

590 (w: 54.40), 750 (w: 41.60), 757 (w: 59.30), F 799-800 (b en w: 1.21.10).

 

De knokers [N (1860)]; B 572 (w: 69.50)

 

de knookers [V.-]; F 456 (he: 8.86.60).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Het W.N.T. geeft voor "knook" 1) enkel 2 been, bot; de oudste betekenis zal geweest zijn: verdikking, knobbel aan een been of bot (W.N.T. -4750). Afgeleid van Knoeck, knook. "Knoeck" wijst op de vorm van een perceel grond; een puntig stuk land (Hs-119). Het tweede lid zal de meervoudsvorm zijn van een personificerend "ert".

 

Gebied liggende aan de westelijke Aa-oever vanaf de Amert en het Dorshout tot de grens

van Schijndel; tevens enige percelen in de Willebrordushoek onder Eerde en enige

percelen in Huigenbos en op de Grote Hintel.

 

Het eerstgenoemde gebied is vrij grillig van vorm, wat de naam kan rechtvaardigen. De percelen in de Willebrordushoek hebben zelfs nadrukkelijk een "knokige" vorm. Bij de percelen op de Grote Hintel en in Huigenbos (zie Knokers) is geen hoekige vorm te herkennen. Het toponiem zal naar een oudere toestand verwijzen in dit geval.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 6

Opmerkingen:

 

De grillige vorm van de Knokert op het Dorshout waarnaar Cornelissen verwijst heeft betrekking op de klapnamen in het kadaster van 1832. Daarvoor had de deze veldnaam alleen betrekking op perceel 6. Dit perceel heeft een vrij regelmatige vorm, het perceel was aan de voorkant wel wat smaller, maar “puntig” kan dit volgens mij niet genoemd worden.

 

De door Cornelissen gegeven verklaring lijkt niet onmogelijk, maar een andere verklaring is niet uitgesloten.

 

 

 

  

Naam:

 

Lange Buenders

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

Verklaring door Cornelissen:

 

-

Ligging:

 

Perceel nrs. 1-2, 4. Ook deel Asdonk, nrs. 26, 31-33

 

Opmerkingen:

 

Genoemd naar de vorm.

 

 

 

Naam:

 

Muilbeemt, Muijlenbeemt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Muylenbeemt, dorshout [RAV157-36 (1684)]

 

muylenbeemt agter dorshout [GVE12-143 (1777)]

 

nevens muylbeemd, dorshout [GVIIB26 (1804)]

 

hooybeemd en geregtigheden gelegen in dorshout genaamt moulenbeemd [N (1816)]

 

muilenbeemd in de knokert [N (1871)]; A 788 (ho: 2.20.00).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Knokert. Wellicht benoeming naar de begroeiing met muil a) monnikskap

(Aconitum Napellus) in Waterland, b) voor Calceolaria hybrida, in Vlaanderen; ook

schoentjes en pantoffelkruid genoemd, c) in Vlaanderen ook voor Leeuwenbek (Anthirrinum Majus) (W.N.T. -1203).

 

Ligging:

 

Perceel nr. 2, 12

Opmerkingen:

 

De verwijzing naar een persoonsnaam is niet uitgesloten.

 

 

 

 

Naam:

 

Nieuwen Camp, Nieuw Lant

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert dit toponiem op meerdere plaatsen in Veghel.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar het (recente) tijdstip van ontginning / ingebruikname.

Ligging:

 

Perceel nrs. 21, 23, 25, 27

Opmerkingen:

 

Deze percelen zijn in 1650 van de gemeente verkocht.

 

 

 

 

Naam:

 

De Omloop

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam in de Bruggen.

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Bruggen. Mogelijk naar "omloop" in de betekenis a) eene uitgestrektheid die eene zekere ruimte inneemt of omvat, binnen zekere ruimte besloten is, "om" welke als het ware een kring "loopt" die er de grenzen van bepaalt, b) de omtrek van een kring of van eene ruimte, ofwel een weg of baan, langs den omtrek eener ruimte of in een bepaalden kring daarbinnen loopende (W.N.T. -394). Het perceel ligt (zeker indien het verbonden is geweest met een aangrenzend perceel, D 236)  enigszins om een reeks andere percelen heen.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 18 en deel van perceel nr. 16

 

Opmerkingen:

 

Genoemd naar de vorm.

 

 

 

Naam:

 

De Pieck

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Een hoij bempt genampt de pieck [N (1661)]

 

hoy in de pieck (dorhoudt) [GVE2-191 (1702)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het Dorshout. Wellicht benoeming naar een persoonsnaam vgl.

Nicolas A. Piek, 1755 (Kl.Bev. V.).

Ligging:

 

Perceel nr. 4

 

Opmerkingen:

 

Waarschijnlijk genoemd naar de spitse vorm.

  

 

 

Naam:

 

Rijt

 

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Te weten dat derde deel van de rijt [GVIE2 (1422)]

 

hoyvelt die ryth in die nederbiest [Hs- (1519-1538)]

 

twee stucxkens neffen de rijt in den d'avel1 [GVEI5-83 (1624)]

 

int reijtie (den biesen) [GVE2-285 (1702)]; de reydt, crekelhoff [RAVI59-157v (1752)]

 

de rijt [kad. (1832)]; C 461-472

 

de ryt [N (1876, 1882, 1883, 1884)]; C 471-472 (he: 7.09.50), D 108-109 (b en w: 74.10), 172 (b: 62.30), E 1049 (ho: 25.60) 790 en weg. (he: 5.83.10)

 

de rijdt [V.-]; B 404 (b: 56.80); de reytjes [V.-] B 1, 5, 6 (w: 95.50)

 

de rijt [V.-]; D 108 (b: 42.50); de rijtjes [V.-]; E 764-765 (b: 0.18.19; w: 0.20.50).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Gebied liggend tussen de Heuvel en Blankenburg, tevens verspreid liggende percelen.

Wellicht benoeming naar de ligging aan een rijt "waterloop" (M. Top. Valk.-219).

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Er zijn bij rijt diverse oudere varianten denkbaar zoals ret, retten, rit, ride en de diminutieven rijtke, reitke, rie(t)ke en retke. Het is mogelijk de meest voorkomende waternaam geweest afgeleid van het germ. * ridha = beek, waterloop.

 

In veel gevallen komt ‘rijt’ voor als benaming van landerijen; de naam van het water is overgedragen op het aangrenzende land. Dit getuigt van de ouderdom van de naam. De pri­maire betekenis is kleine waterloop.

 

Volgens Beex zou een rijt vooral het dalvormig begin zijn van een beek, een soort komvormige laagte.

 

Onder Alphen is de naam Rijt al bekend in 1295. Rijten waren al of niet gegraven waterlopen. Het is een soortnaam zoals bv. ven, goor, meer, broek en weijer. De rijten, goren en broeken hadden een regelende functie in de waterstand der riviertjes. Bij veel regen hielden ze veel water vast en bij droogte bleef het wegsijpelende water van de reservevoorraad voldoende om de riviertjes en beken stromend te houden.

 

Beex 1964:26; Buiks 1992:20; Molemans 1976:1334; v.Berkel & Samplonius 1989:153; Buiks & Leenders 1993 dl.2: 97; Buiks & Leenders 1993 dl.3:230.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 3

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

De Schabbert

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Een hooybeemd genamt den schabaert off den grooten buender [N (1653)]

 

de schabbert dorshout [RAV158-40 (1727)]

 

Een perceel groesland liggende aan twee velden met houtgewas en geregtigheden te

veghel in het dorshout gelegen, genaamd de achterste schabbers [N (1825)].

 

De voorste schabbert [N (1836)]; A 976 (w: 50.80).

 

De voorste schabbers [N (1836)], A 977-978 (w: 98.90).

 

De schabbers [N (1860)], A 974, 975 (w: 65.80)

 

de schabbert in den amert [N (1872)]; A 972, 973 (w: 56.30).

 

de schabburs [V.-], A 953-963 (b: 1.32.40); boomgaard: 08.10); hu: 07.92; m: 05.50; w: 1.32.50).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Amert. Personificerende afleiding van de stam van het werkwoord schabben (met b. v. wisseling schaven) in mndl. onder meer bekend in de betekenis van krabben,

schuren enz. Schab is nog bekend in heischab: met een spade afgestoken stuk heide dat

men tot brandstof laat drogen enz. Schabbers (broekland onder Westelbeers). Schabbert

(Top. van Bocholt, -198).

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 7-10. Perceel nr. 7 was de Voorste Schabbert en nr. 8 de Agterste Schabbert.

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Veijfkens Amer

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Half beemt in vijfkes amer (logtenborg) [GVE12-329 (1777)]

 

vyffkens amer, dorshout [GVIIE13 (1792)]

 

vijfkes amert [N (1836)]; A 793 (w: 61.40).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Knokert. Benoeming naar de ligging nabij de Amert. Het eerste lid is mogelijk een samentrekking van de in Veghel algemeen voorgekomen zijnde persoonsnaam van Vyfeijken vgl. Wilhelmina v. Vijfeijken, 1887 (Kl.Bev. V.).

 

Ligging:

 

Perceel nr. 5

Opmerkingen:

 

Perceel nr. 14 en 16-18 grensden in 1555 aan het goed van Vyffken, weduwe van Peter Ghysberts

 

 

 

 

Naam:

 

De Visser

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Ex visschersbeemt [HH133-7v (1507)]

 

Prati siti in dea parrochia de vechel ad locum dictum opten amer dicti den vysscher

[GVIDI (1532)]

 

een hoeijbemd genampt den visscher [N (1653)]

 

in den amer tot de graeff toe van vissersbeemt [GVIIB28 (± 1700)]

 

van vissersbempt achter cruysbroeders hout [HH163-51 (1714-1783)].

 

halff hoy in de visser [GVE12-150v (1778)]

 

de visser [N (1836, 1838, 1842, 1846, 1847, 1848, 1884)]; A 789 (ho: 38.40), 790 (ho: 79.20), 791 (ho: 33.00), 792 (ho: 70.10), 979 (ho: 43.90), 981 (ho: 82.10), 989, 990 (ho: 78.30), 1066 (ho: 39.60).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Knokert. Benoeming naar een persoonsnaam de Visser, Vissers, die in

Veghel zeer algemeen is. Of kan er een samenhang zijn met het kweken van vis of het

beoefenen van de visserij, de percelen liggen dichtbij de Aa.

 

Onbekende ligging nabij of identiek met de Visser. Het eerste lid zal een persoonsnaam

zijn (zie Visser). Het toponiem vissersbeemd is volgens de gegevens aanmerkelijk ouder

dan het toponiem de visser; wellicht is de laatste voortgekomen uit de eerste.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

ex prato d. visghersbeemt (1421, Cijnsregisters Helmond)

 

Verwijst naar viswater of het kweken van vis in vennen of weijers [= vijvers], wat in de middeleeuwen werd toegepast. In de middeleeuwse samenleving werd vis veel gegeten in plaats van vlees. Ook wordt er op gewezen dat er een mnl. ‘visse’ bestaat, wat bunzing bete­kent. Dit dier leeft vooral van knaagdieren, zoals muizen, ratten en konijnen. Het leger van de bunzing is te vinden in een holle boom, onder een musterdtas, in een droge sloot etc. In de wintermaanden leeft de bunzing dichter bij de menselijke bewoning dan in de zomer­maanden. Bekend is ook de beroepsnaam en de familienaam de Visser en Vissers.

 

Buiks 1986 dl.16:114; Buiks 1986 dl.2:150.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 11, ook deel Visser, perceel nrs.1-2.

Opmerkingen:

 

Uit het cijnsboek van Helmond blijkt dat dit perceel is genoemd naar Johannes Vissers (Piscatoris) (vóór 1406). In 1421 heette dat perceel vervolgens "Vischers beemt".

 
Afkortingen Cornelissen     Afkortingen Beijers-Van Bussel     Kaart van Veghel     Amer