1.
Op
een oude tiendkaart van Veghel staat aan de oostzijde van de
huidige Biezendijk een inham getekend. Hier lag eertijds een
zandduin, die pas later aan particulieren verkocht werd. Deze
uitgifte is niet teruggevonden in de rechterlijke archieven van
Veghel, zodat die
denkelijk dateert uit de periode van voor 1539. Vanaf 1539 zijn
verreweg de meeste uitgiften geregisteerd in de Veghelse
schepenprotocollen.
Het gebied direct rechts van de zandduin werd in de periode 1314-1340 van de wildernis verkocht. Wat later werd er een regeling
getroffen tussen Sint-Oedenrode en Veghel betreffende waar de
boeren hun tienden dienden te betalen, In Veghel, of in
Sint-Oedenrode. Het Rooise gebied is blauw gearceerd op
nevenstaande kaart. De zandduin was op dat moment kennelijk nog
een deel van de gemene gronden.
De uitgifte van de zandduin dateert
dus in elk van na 1314 en vermoedelijk van voor 1539. We identificeren deze uitgifte met de
verkoop in 1484 van een deel van de gemeint aan Rudolphus
Houbraken (Hg-84). Het petreft een perceel van 304 roeden,
gelegen op Creytenborch, aan het goed van de koper, belast met
een cijns van 9 nieuwe penningen aan de hertog van Brabant
(later omgerekend: 0-1-6). De oudst bekende cijnsbetalers waren:
Naam:
|
Datum: |
Rudolphus, zoon van Theodoricus Houbraken |
Koop
van de gemeint in 1484, vermeld in 1499
|
Symon, zoon van Henricus Vervest
|
Verwerving in 1499-1524 |
Gertrudis, weduwe van Symon, zoon van Henricus Vervest
|
Vererving in 1499-1524, vermeld in 1524 |
Johannes, zoon van Bartholomeus Coppens, man van
Ermgardis, zoon van Symon Henricus Vervest
|
Verwerving in 1524-1542
|
Jan, Hendrick en Anneken, kinderen van Jacob Roeloff
Geerardts aent Kempke
|
Vermeld in 1639
|
Anneken, dochter van Jacob, zoon van Roeloff Gereraerts
aent Kempken
|
Vermeld in 1646 |
De weduwe van Jan Jacob Roeloffs en Hendrick Jacob
Roeloffs
|
Vererving van hun zus Anneke in 1646-1715 |
Marij, weduwe van Jan Jan Jacops, met haar 3 kinderen
|
Vererving in 1646-1715 |
Deze namen komen overeen met de eigenaren van perceel 29 + 35.
Bovendien rustte in 1533 een grondcijns van 1 1/2 stuivers op
deze percelen. In de tweede helft van de zeventiende eeuw
verhuisde de cijns naar Hoog nr. 16.
2. Op enkel
percelen in dit gebied rustten nog andere cijnzen.
Perceel nr. |
Plaats waar de cijns betaald wordt
|
Hertog of heer van Helmond |
Cijns nr, in 1756 |
Cijns bedrag |
9 |
Sint-Oedenrode
|
Helmond
|
235 |
3 oude penningen en 1 ½ nieuwe schelling, omgerekend:
0-3-8
|
21 |
Sint-Oedenrode
|
Helmond
|
12, 52, 121 en 127 |
2 nieuwe schellingen en 30 oude penningen, omgerekend:
0-9-14
|
25 + 26 |
Sint-Oedenrode
|
Helmond
|
82 en 90 |
2 (of 3) x
8 nieuwe penningen en 1 penning en 1/3 oude penning,
omgerekend: 2 (of 3) x 0-1-8
|
39
|
Sint-Oedenrode
|
Helmond
|
43 |
1 oude penning en 1 nieuwe schelling, omgerekend: 0-1-4
|
Ook vinden we hier minstens een van
de 11 delen van de cijns betaald aan de hertog voor het in
1314-1340 uitgegeven perceel van 36 bunder terug. Voor een
bespreking van deze cijnzen, zie
de toelichting bij Krijtenburg. |