Naam:
|
Aent Dael |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
't
Aal, land en groes in 't aal, land aan 't aal bij d'oude
huisplaats, land aan taal [GO
inv.nr. 129, (F-lO) (1754)]
het
aantal [kad. 1832], [N (1844)]; F 178-208 (ho: 7.30.60;
we: 2.74.50; hu: 0.27.40; he: 0.21.10; tu: 0.5.60; go:
0.4.11; bg: 0.12.7)
het
aantal in de grootdonk.
Binnen de parochie van St.Oedenrode en binnen de palen
van Veghel ter plaetse en het
Eerde gemeeneIijk genoemt het dael [G0126-34 (1613)];
nog sijn landt off parceel
genaamt aan 't daal [GVIIB7 (1773)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Aal
(veld): (in drassig gebied): Het eerste lid van aalveld
is dan ook vermoedelijk aal,
"beer, mest (gier), overdrachtelijk slijk, moeras". (Aalgrond
"slijkgrond"). Aal - wijst dan
op
de moerassige bodemgesteldheid; vgl. in deze zin
slijkbeemd (Molemans, 1976a-63).
Uit
de vermelding van 1754 aan 't aal is de latere
vervorming tot aantal te verklaren.
Daal:
Ligging vermoedelijk overeenkomend met het huidige
gebied het Aantal onder Eerde, dat laag gelegen is ten
opzichte van het naar het zuiden, in de richting van de
Eerdse bergen, oplopende, aangrenzende gebied. "Daal" is
een variant van dal.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 17 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Agter den Hof |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Hof:
tuin, omheinde ruimte bij de woning (moestuin, koolhof,
bietenhof, enz.) (M. Top. Valk. -147).
|
Ligging:
|
Perceel nr. 11 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Binnenveld |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze naam op veel plaatsen in
Veghel.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Een
binnenveld is een door omliggende akkers of aangelagen
ingesloten stuk grond en enkel over deze te bereiken.
(M. Top. Valk.)
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Meestal zal het gaan om een ligging direkt bij een
hoeve. Men kan denken aan een stuk grond dat besloten
ligt tussen andere percelen en dat via het recht van
overpad voor buren bereikbaar was. In dit verband kan
ook in aanmerking komen de veldnaam ‘bijn’. Grondvorm
hiervan is bi-wunda in de betekenis van ‘omheind land’;
meer specifiek een (door koop verworven) stuk uit de
gemene gronden, vgl. d’n Bijnbeemd. Wegnamen met het
element ‘binnen’ duiden verbindingen aan die binnen of
midden in een bepaald gebied lopen. Ze zijn veelal de
kortste verbindingen tussen twee punten. Mogelijk
correspondeert ‘binnen’ ook met ‘benne’ (Buiks 1990:58;
Molemans 1976:151; Molemans 1975:67; Mennen 1992:322.)
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 8, 17b, 19 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
in d’ Eerde |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Hulsberdonc nabij de Eirde [GZG-272 (1396)]
d'eerd [Hs- (1537)]
hopvelt aen d'eerde [GVEI5-231 (1624)]
hertgang Dorshout en Eert [GVEI2-181 (1778)]
in
den hoek de eerde [N (1821)
kad.
(1832)]; F 1-65 en D 152-303 (Sint-Oedenrode).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Kerkdorp van Veghel, zuidelijk in de richting van
Schijndel.
Aard
= gemeenteweide, bouwland, weiland langs een waterloop.
Aard verschijnt ook in de vorm eerd. Vgl. Eerde bij
Ommen in Overijsel. Afgezien van de etymologie betekent
het woord in de Kempen meestal: onbewonnen heide- en
bosland in gemeenschappelijk gebruik genomen tot het
hoeden van het vee, tot het steken van schadden en tuif
en tot het halen van heide als strooisel voor de dieren.
Nagenoeg ieder dorp had destijds zijn eigen "aard".
Mansion maakt onderscheid tussen een stam "aard" en een
stam "aarde". Hij meent dat "aard" een
volksetymologische spelling is. het vereenzelvigt het
element - aard met mnl. aert, dat gezegd wordt van
bouwland, vaste grond, landstreek. Aarde staat voor
eerde en is verwant met ohgd. Era = aarde, land.
Aard
daarentegen spruit uit germ. + arthu "landbouw" voort en
is verwant met ags. eard = woning. Het is een afleiding
uit de bekende wortel -ar- (ploegen) (lt. aratrum, gr.
arotron ploeg). Aard is dus zonder twijfel
oorspronkelijk een ploegland geweest, maar in het
Nederlands heeft zijn betekenis zich ontwikkelt tot "veld,
open plaats" en onder meer "land bij een rivier", "aanlegplaats".
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
Mogelijk is de verklaring: beploegde grond of bouwland.
Als er een relatie bestaat tussen Eerde en ‘eert’, een
dialectische vorm voor ‘aarde’, dan kan gedacht worden
aan zandleemgrond of zwarte teelaarde. Een derde
mogelijkheid is een verband met ‘eerd’, ‘ert’ wat veelal
vruchtbare grond langs een beek aanduidt. Of is Eerde
een gebied wat eens behoorde tot de ‘aard’ van
Sint-Oedenrode [redactie]?
Molemans 1976:304; Buiks 1983 dl.6:26; v.Berkel &
Samplonius 1989:54.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1-12 |
Opmerkingen:
|
Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de gemeintes van
Sint-Oedenrode en Veghel ooit “aard” genoemd werden, dus
die verklaring ligt weinig voor de hand. Ik sluit me aan
met de verklaring “bouwland”.
|
Naam:
|
Geer |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Die
kolestrepe met een drieske daarbij die gheer
[BPl185-308v (1406)]
lant
den gheer in die hese [Hs- (1519-1538)]
vier
stucken in de hese neffen de gheer [GVE15- 93 (1624)]
eeusel in lange buenders off geere [GVE12-4 (1778)]
de
geer, beukelaars steeg [GVIIE13 (1791)]
een
perceel land en groese geleegen als voor genaamd de geer
(krijtenburg) [N. (1818)]
de
geer op het Middegaal [N. (1884)]; A 668, 673 (b, w:
43.50)
de
geer, paadje naar Erpseweg, vanaf splitsing
Hezelaarstraat, Zeven Eikenlaan [V. -] .
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Benoeming naar de vorm. Verspreide ligging. De primaire
betekenis van geer is speer en
overdrachtelijk een puntig toelopend stuk (Verwijs en
Verdam II -1497; Schönfeld 1950112;
Bach
1953-263; Dittmayer 1963-87; M. Top. Bach -169).
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel
|
Geer behoort tot het levende taalbezit en is een
vormaanduiding. Het is een driehoekig stuk land of
althans een stuk land waarvan twee overstaande zijden
niet evenwijdig lopen. Als die zijden bovendien nog krom
waren werd later gesproken van een Amerikaanse of
Vlaamse geer. Een modern equivalent is ‘spie’ of ‘tip’,
een puntig toelopend stuk land. In de Baronie treft men
complexnamen aan met ‘geer’. De geernamen voor
afzonderlijke percelen hebben nagenoeg allemaal
betrekking op akkers. Bij weilanden en beemden was
volgens Buiks de vorm immers van veel minder belang dan
bij de akkers.
Buiks 1990:93; Moerman 1956:70; de Vries 1962:62;
v.Berkel & Samplonius 1989:63
|
Ligging:
|
Perceel nr. 7 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Hopveldeke |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
't
Hopveldeken in den d'avell [GVEI5-58 (1624)]
hopvelt op de cuylen [GO- (1754)]
margriete streep en hopveltje in de Donkerstraet
[GVEll-315 (1777)]
't
hopveldeke [GVEI2-41 (1778)]; het hopveld, het hopveldje
[N (1847, 1856, 1861, 1883),
V.-]; A 1062 (b: 31.90), E 810 (w: 22.20), F 260 (b:
36.00), 261, 262 (b: 71.90).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Benoeming naar de teelt.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 13a |
Opmerkingen:
|
|
Naam:
|
Capelleveld |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Een
stuck landts het capellen velt (onder Eerde) [GSO-262
(1617)]
capelleveltje, eerde over de straat [GVIIE13 (1792)]
Jan
Kapelleveld [N (1835)]; B 470 (w: 46.40).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging, nabij de kapel in Eerde, tevens op de
Kleine Hintel. Benoeming naar de ligging; op de Kleine
Hintel; benoeming naar persoonsnaam.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 10 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Peter Jan Teunisse Land |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nr. 14 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar een voormalige eigenaar.
|
Naam:
|
den Sael |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel
|
ex petia terre die zaelacker (Erp, 1392)
op gheen zaeldonc (Sint-Oedenrode, 1445)
Er bestaat onder de gemeente Grave een gehucht
Zaalheuvel, waarvan het 1ste lid in verband
wordt gebracht met het germ. * salah, etymologisch
verwant aan het lat. * salix = wilg.
v.Berkel & Samplonius 1989:206.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 8 |
Opmerkingen:
|
Het betreft de naam van een huis. Huizen hadden vaak
door de eigenaar verzonnen namen, zodat de naam hier
naar een zadel kan wijzen.
|
Naam:
|
Steen |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Twee
stucxkens in akert neffen den steen [GVE15-66 (1624)];
landt de steen int akert [GVE12-44 (1778)];
de
steen [N (1836. 1855)]; D 234 (b: 79.10)
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging op de Ronde Bult. Benoeming naar de aanwezigheid
van een steen, waarschijnlijk de Blauwe steen. |
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
Enerzijds kan het wijzen op de bodemgesteldheid, op
steenachige substanties in de bodem ter plaatse in de
vorm van keien of een leemlaag in de ondergrond, vgl. de
Steenakkers en Steenbeemden.
Het kan ook afgeleid zijn van een op de grens van een
perceel gelegen scheidingskei.
Voorts heeft het betrekking op uit stenen opgetrokken
gebouwen. De naam ‘stein’ voor adellijke gebouwen was in
de middeleeuwen in zwang en getuigt van de invloed
vanuit Rijnland en Limburg.
Het element komt uiteraard voor in Steenoven. Steenovens
waren primitieve veldovens. Ze werden gestookt in de
zgn. ‘lege tijd’: de tijd tussen het zaaien en het
oogsten. Rond 1500 werden nog maar weinig boerderijen
van steen gebouwd, maar wel kerken, kastelen, kleinere
slotjes, versterkte hoeven en stadswallen. (v.Berkel
& Samplonius 1989:85, 92,en 172; Molemans 1976:1492; vd
Ven 1954:87; Hollestelle z.j.; Buiks 1988 dl.4: 67.)
|
Ligging:
|
Perceel nr. 17 |
Opmerkingen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam aleen in het Akert.
|
|