Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op
7 juni 1643
Anna van Hambroeck, vrouwe van Jekschot, protesteerde tegen de
aanstelling van Jan Dircxssen, inwoner van de heerlijkheid
Jekschot tot borgemeester van borgemeester van Sint-Oedenrode
door de schepenen van Sint-Oedenrode, omdat hij niet onder het
ressort van de schepenbvank van Sint-Oedenrode hoort. Om haar
betoog kracht bij te zetten, liet ze het charter van Jekschot
van 12 januari 1311 aan de Rooise schepenen voorlezen.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 18 september 1643
Inwoners van Jekschot verklaarden dat ze erbij waren toen de
vorster van Sint-Oedenrode op 13 juli 1643 jaar het paard van
Jan Dircx verkocht. Jan was door de schepenen tot een boete was
veroordeeld, omdat hij weigerde borgemeester te worden. Vrouwe
Anna van Hambroeck liet dat paard toen door haar eigen vorster
terughalen, omdat de Rooise schepenen geen jurisdictie hadden in
de heerlijkheid Jekschot. De officier van Rode heeft daar toen
niets tegen ondernomen.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel
in september 1643
Vrouwe Anna van Hambroeck liet een verklaring afleggen over de
grenzen van Jekschot. In het register van notaris Jan van den
Heuvel ontbreekt een folio. De akte ervoor dateert van 18
september 1643 en die erna van 2 september 1643, zodat we mogen
aannemen dat ook deze verklaring in september 1643 afgelegd is.
Jan Jan Rutten, wonende op Zondveld, verklaarde “dat veele oude
lieden hebben gewesen ende oick menichmael hooren seggen dat de
huysinge van Jan van Sondtveldt soude hebben gestaen op seeckere
uytganck tegens over den bossch van Lyndt, d’welck nu is eenen
grasdries, gelegen d’ eene syde zuydtoostwaert neffens erffve
Handrick Jan Dirckx, d’andersyde westwaerts Joseph Arien
Heesackers, zuijdtwaerts aen d’ andere erffve Lyskens
voirscreven ende noordtwaerts streckende aen de gemeynte
tegenover den bossch van Lyndt, welcken voirscreven dries
tegenwoordelyck inne eijgendom is toebehorende Lysken, dogtere
Philips Handrickx, weduwe van Handrick Henskens, wonende tot
Woensel.” Dit perceel is in onze reconstructie
Zondveld
Hoog, perceel nr. 30.
Jan Jan Rutten verklaart verder: “alnoch soe dickwijls te hebben
hooren seggen dat de voorgenoemde huysinge was bestaende in
sestien gebondt timmeringe, soo van woonhuys, schuer, schop als
schaepskoye, ende door het legersvolck affgebrandt ende
geruineert, soo nochtans dat men de reliquien noch meenich jaer
heeft connen gesien ende omtrent geleden 30 jaer noch eenichsins
reeckenen conde gevinden. Oock dat tselve is geweest eene groote
bouwerije met veel landts daer by ende aen behoirende, ende nu
verdeylt ende vercogt is in drie oft vier steden oft
woonplaetsen.”
Dat er eertijds in dit deel van Zondveld veel minder huizen
stonden wordt bevestigd door de balkcijnzen, een in de dertiende
eeuw en 1310 vastgestelde omslag van de aan de hertog te betalen
cijns voor de gemeint. We vinden op Zondveld slechts twee huizen
belast met een balkcijns, zodat er in 1310 slechts twee flinke
boerderijen stonden, waaronder die van Jan van Sondtveldt.
Overigens werden de armen bij de omslag in 1310 ontzien, zodat
er in 1310 ook nog enkele keuterboertjes gewoond kunnen hebben.
Verder verklaart Jan Jan Rutten dat de vrouwe van Jekschot en
haar voorgangers al sinds mensenheugenis de schouw voert over de
loop vanaf een “brughsken gelegen opte gemeynte ter plaetse
genoempt Voort.” En dat er bij dat brugje “buyten opte gemeynt
staen twee groote paelen die men presumeert te wesen de palen
van Jexschot, ende dat daeromtrent eertyts soude gestaen hebben
Michiels huys, naerder in de landtcaerdte van Jexschot geruerdt.
Van welcke brughsken aen te sien langhs seeckere gemeynte
genoempt Rudebroeck oft Rybroeck tot op de oude huijsplaetse van
Jan van Sondtveldt hier voor gespecificeert.” Volgens Jan Jan
Rutten behoorde de huizen van Zondveld daarom bij de
heerlijkheid Jekschot.
De
twee grenspalen die bij de Voort stonden waren de grenspalen van
de gemeint van Veghel en van Sint-Oedenrode, niet die van
Jekschot. Het grenspunt van Jekschot aangeduid met “Michiels
huys” bevond zich wat zuidelijker. Op onderstaande tekening
staan de grenspunten zoals beweerd door Anna van Hambroeck met
blauwe stippen aangegeven. De eigenlijke grenspunten volgens de
brief van 1311 zijn met rode stippen aangegeven.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 2 september 1643
Enkele inwoners van Jekschot verklaarden dat de regenten van
Sint-Oedenrode rond 5 juni van dat jaar 2 paarden van Jan Smits
in beslag namen en openbaar verkochten. Die paarden waren aan
het grazen op het Chynsveld, dat onder Jekschot lag. Anna van
Hambroeck protesteerde hier tegen bij de Raad van Staten die op
19 juli 1643 en opnieuw op 11 augustus 1643 de regenten van Rode
bevalen de in beslag genomen paarden terug te geven. Dat was op
2 september 1643 nog niet gebeurd.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op
30 juni 1643
Enkele inwoners van Zondveld en Jekschot verklaarden dat er,
voor zover zij weten, nooit inwoners van Jekschot als
borgemeester of schepen van Sint-Oedenrode aangesteld zijn
geweest. Wel was Jan Dircks in 1629 gedwongen geweest om het
borgemeesterambt aan te nemen. Anna van Hambroeck bevond zich
toen in Den Bosch en kon de stad vanwege het beleg niet verlaten.
Als straf heeft Anna Jan toen uit Jekschot weggestuurd.
Ook een andere inwoner van Jekschot, Aelbert Arienss, was eens
borgemeester van Sint-Oedenrode. Anna van Hambroeck was toen nog
minderjarig. Daar werd toen tegen geprotesteert door Anna’s
rentmeester, de scholaster van Sint-Oedenrode, maar Aelbert
Arienss had ondertussen zonder toestemming van Anna of haar
rentmeester de eed afgelegd om het ambt te aanvaarden.
(Als
aardigheidje kan nog vermeld worden toen Den Bosch in 1629 in
handen van de protestanten viel, er door de protestantse troepen
al snel beelden in de kerken vernield werden. Twee karmelieten
haalden op tijd het Maria wonderbeeld uit de Sint-Jan en
brachten het naar de bisschop. Die liet het wonderbeeld in
veiligheid brengen bij Anna van Hambroeck, een katholiek
verwante van de nieuwe gouverneur. Anna smokkelde de “Zoete
Moeder” toen naar Antwerpen.)
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op
24 september 1644
Dielis Gerit Dielis, oud 30 jaren, wonende in de hoeve van
Cornelis in den Ryer, gelegen onder Vechel (de Heihoef), Peter
Lamberts, oud 36 jaren, wonende in de heerlijkheid Lieshoudt, en
Jan Aelberts, oud 30 jaren, wonende in de heerlijkheid Jekschot,
leggen op verzoek van Anna van Hambroeck een verklaring af,
“staende op seeckeren grooten blauwen steen gelegen in de heijde
op het scheyden van Lieshout, Roode ende Jexschot welcke plaetse
van oudts in de wandelinghe genoempt wordt den Beemstardt.”
Ze
verklaren dat deze steen “soude zyn den pael van Roode, Lieshout
ende Jexschot ende altyt genoempt den Beemstardt.” Verder
verklaren ze te hebben “begaen ende besichticht den wall ende
gracht scheydende de heerlijckheden van Lieshout, Roode ende
Jexschot, beginnenden van den voirscreven steen ofte Beemstert
van Lieshout aff ende streckende noortwest uyt langhs Jexschot
gemeijnlyc genoempt den Jexschotschen wal. Ende van allen ouden
tyden bekendt den reen tussen Roode ende Jexsschot, welcken
gracht ende wal wy bevonden ende gesien hebben oochschynelyc
inne volle ende volcomen wesen gelyck die voor alle menssen
gedenckenisse is gegraven geweest uytgenomen dat hier ende daer
eenige loncken ofte sloopen door de beesten by lanckehyt van
tijden oft andersints waeren nedergeslecht oft nedergeloopen soo
men presumeerden.”
Dorpsrekening van Veghel van 1645-1646:
Optten 20en augustus ten Bosch geweest om het kiesen van die schepen op
Sontvelt aengaende Joffrouw Hambroeck ende alsdoen gegeven aen
mijn heere Vanden Broeck de somme 13 gulden 4 stuyvers
Item ten
Bosch geweest ende protest gehaelt dat Bardoull Joffrouw
Hambroeck voorgelesen hadde, verteert 7 stuyvers 2 oort
Dorpsrekening
1647-1648:
Optten 17en juny
1647 Arien Aerts, Jan Jansen van Asten tot Gestelt geweest by
Broeckhoven om brieven te halen tegen Joffrouw Hambroeck een
coppel hoender geschoncken 9 stuyvers, verteert 16 stuyvers
Item Daendel Jan
Tonis ten Bosch geweest met brieven van Joffrouwe van Hambroecx
om dat mede te beraden bij advocaet Broeckhoven, aenden advocaet
betaelt 25 stuyvers ende verteert metten advocaet 13 stuyvers
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op
6 juli 1647
Om
haar rechten op het Chynsveld te verdedigen liet Anna van
Hambroeck door
Jan Dircx
van Leijenborch, inwoner van de heerlijkheid Jekschot, het
volgende getuigen. Jan had zijn vader menigmaal horen zeggen dat
hij, toen hij vorster was van Jekschot, een inwoner van
Sint-Oedenrode had gearresteerd, omdat die binnen de wal van
Jexschot, die daar nog ligt, aan het turven wareRode van
20-8-1646 en 20-9-1646 waren voor advies naar rentmeester Pieck
gestuurd. Dat advies kwam op 2 maart 1648. Anna van Hambroeck
had geklaagd dat de inwoners van Sint-Oedenrode haar rechten op
het cijnsvelt en de grenzen van Jekschot aantasten, en dat de
heerlijkheid Jekschot door de regenten van Sint-Oedenrode
bovenmatig was aangeslagen voor de belastingen. Ze verzoekt om
voortaan zelfstandig de landslasten te betalen en niet langer
onder Sint-Oedenrode.
De
Raad besluit dat de “limietsscheijden tusschen het dorp van St.
Oeden-Rode ende de heerlijckheijd Jexschot van den jaare 1311
ende van den jare 1646 ten overstaen van twee onpartijdige ende
een ervaren landmeter, alles bij den Raad te nomineren, sal
werden geresumeert ende vastgestelt, ende dat daar op de
effective separatie door den Raad sal geschieden.” De kosten
dienen door beide partijen gezamenlijk gedragen te worden. Er
was dus in 1646 een begin gemaakt met het vaststellen van een
grens tussen Jekschot en Sint-Oedenrode, maar dat was niet
afgewerkt, hoogstwaarschijnlijk omdat beide partijen het niet
eens werden.
Over het verzoek om zelfstandig de landslasten te betalen geen
woord. De Raad ging kennelijk niet op dat verzoek in. Het ging
Anna van Hambroeck hier niet zozeer om de landslasten. Vanaf het
einde van de zestiende eeuw had Sint-Oedenrode vanwege de oorlog
grote schulden opgelopen die samen met de landslasten over de
inwoenrs omgeslagen werden. Als Anna van Hambroeck zelfstandig
de landslasten zou mogen betalen, dan zou ze van die zware
Rooise dorpsbelastingen verlost zijn.
Dorpsrekening van Veghel
van
1648-1649:
Optten 22en
february gevaceert ten Boscsh byden rentmeester Pieck aengaende
joffrouwe Hambroeck, als doen vertert met Matys Peters met syn
pert 2 gulden 7 stuyvers
Opten 24en
aprill Arien Jan Arienssen ende Goordt Peter Rutten gevaceert
tot Roij by Seigneur Geraert van Kelst aengaende de palinge van
Joffrouwe Hambroeck ende doen verteert 33 stuyvers
Optten 23en september Jan Cornelissen met monseigneur Kelst met mijn kerre
gevaceert bij Cranenbroeck omt grontboeck te besien van wegen
het Sontvelt aengaende Joffrouwe Hambroeck ende doen verteert
met spreken van Cranenbroeck ter somme van 5 gulden
Resolutie van de Raad
van State op 8 oktober 1648
Juffrouw Anna van Hambroeck, vrouwe van Jekschot had de Raad van
State verzocht om enkele personen aan te stellen om het besluit
van de Raad van 4 september 1648 uit te voeren en de grenzen
vast te stellen. Wordt goedgevonden. Het zijn rentmeester Pieck,
ontvanger Ghans en een beedigde landmeter.
Dorpsrekening van Veghel van
1649-1650:
Opten 19en
aprill gevaceert ten Bosch Goyaert Peter Rutten ende Jan
Cornelisen borgemeester wegens Joffrouwe Hambroeck aengaende de
palinge tusschen Vechel ende Jexschot ende het hondertse
penninck boeck wederom gehaelt, aen Kelst geschoncken aen eyer
12 stuyvers, ende verteert om het schuytgelt 38 stuyvers
Den 29en aprill
Goordt Peter Rutten ende Jan Cornelisen gevaceert ten Bosch by
den Hoogen rentmeester Pieck ende Geraert van Kelst ter oirsaken
dat de genomineerde commissarisen by de heeren Staten gestekt
wegens de palinge van Joffrouwe Hambroeck om dat sij onssen
intendit ende turbe soude nasien ende visiteren om dat de
gemeynte van Vechel niet ende vercort ende wordden ende doen
verteert 30 stuyvers
Item betaelt aen
Arien Daniels ter somma van 2 gulden van een vracht gedaen op
Den Bosch gehuert Gerut van Kelst ende gevuert in Jexschot tot
dienste vande gemynte als wanneer de heeren commissarissen
waeren sijnde op de palinge van Jexschot
Resolutie van de Raad
van State
op 13
februari 1649
De regenten
van Rode protesteren tegen de besluiten van de Raad van State
van 4 september en 9 oktober 1648. Anna van Hambroeck zou
gelogen hebben “dat sy in heur chynsveldt van Jeckschot soude
werden gelimiteert,” en bovenmatig in de belastingen zou worden
aangeslagen. Die van Rode hadden die beschuldigingen niet onder
ogen gekregen en hadden zich niet kunnen verdedigen. Bovendien
had Anna van Hambroeck verzwegen dat er “om gelijcke zaecke ende
de selve questie” al vele jaren een proces loopt voor de Raad
van Brabant in Brussel, dat al begonnen was onde de voorgangers
van Anna van Hambroeck. De regenten van Rode vragen om Anna van
Hambroeck alleen voor de kosten van de “limietscheydingen ende
separatie” te laten opdraaien.
De Raad
besluit daar ter zijenr tijd naar te kijken als die
limietscheiding eenmaal gedaan is en de zaak achter de rug is.
Verder vragen de regenten van Rode de Raad van State om Anna van
Hambroeck op haar kosten een kopie van een “beleenbrieff eertyts
voor schepenen van St. Oedenrode gepasseert over ‘t gebruijck
van seeckere gemeente, soo men verstaet van seeckere hare hoeve
op Jeckschot ende interdictie middelertyt de voorscreven
gemeente te gebruijcken.” Dat laatste verzoek wordt goedgekeurd.
Resolutie van de Raad
van State op 30 maart 1649
Anna van
Hambroeck, vrouwe van Jekschot, klaagt dat het besluit van 4
september 1648 nog niet uitgevoerd is, omdat die van Sint-Oedenrode
hun stukken nog niet overhandigd hebben. Ze vraagt de Raad te
besluiten om die van Rode nog 8 dagen de tijd te geven, en
anders tot de separatie van de heerlijkheid en Sint-Oedenrode
obver te gaan zonder die Rooise stukken. Wordt goedgevonden.
Resolutie van de Raad
van State op 23 april 1649
Die van
Sint-Oedenrode vragen meer tijd, omdat ze stukken in Antwerpen
en Brussel moeten ophalen. Ze vragen 6 weken de tijd, wat wordt
goedgevonden.
Resolutie van de Raad
van State op 19 juli 1649
Anna van
Hambroeck, vrouwe van Jekschot, dient een klacht in bij de Raad
van State. De inwoners van Sint-Oedenrode hadden onlangs enkele
personen bekeurd “ende oock twee oeerden uijt den wagen van Jan
Dirck Ariens van Leyenborch aldaer turff ladende doen
uijtspannen ende wech gevoert, niettegenstaende de separatie van
dese heerlicheyt binnen St. Oedenrode is gepubliceert.”
Anna wijst
er op dat als het Chynsveld niet langer onder Jekschot hoort,
dat dan ook “d’ ouden chyns van de domeynen”, dus inkomsten voor
de staat, verloren gaat. Ze vraagt de Raad om die van Rode te
bevelen de paarden terug te geven. Ook vraagt ze om eindelijk
eens de resolutie van 4 september 1648 uit te voeren en de
separatie door te voeren “om van de onbehoorlycke arrestatien
van die van Roij eens bevrijt te mogen syn.” De raad beveelt de
inwoners van Sint-Oedenrode de paarden terug te geven en tot
nader order geen bekeuringen meer te geven. De stukken worden
voor advies naar rentmeester Pieck gestuurd.
Resolutie van de Raad
van State op 5 oktober 1649
De heer
Reyckel heeft de stukken die op 19 juli door die van Rode
ingediend waren en ook de stukken van Anna van Hambroeck
bestudeerd en voor advies naar rentmeester Pieck gestuurd.
Resolutie van de Raad
van State
op 1 februari 1650
De regenten
en inwoners van Sint-Oedenrode klagen dat Anna van Hambroeck een
groot deel van hun gemeint pretendeert te bezitten. Ze vragen
toestemming om 100 bunder van hun gemeint te verkopen, met name
in het gebied van Jekschot, om daarmee hun schulden te
verminderen. In de discussie over de grensscheiding tussen
Jekschot en Rode wijzen ze er op dat Anna van Hambroeck haar
heerlijkheid richting Veghel wil vergoten door zo’n 20 huizen
(op Zondveld) te willen incorporeren. Ze verzoeken inzage in
alle stukken over de rechten van Juffrouw van Hambroeck, om zich
te kunnen verdedigen. In het betwistte gebied zijn in die
periode geen percelen verkocht door Sint-Oedenrode.
Verklaring
voor de Rooise schepenen op 20 juni 1650
In
het rechterlijk archief van Sint-Oedenrode bevindt zich een
verklaring van 20 juni 1650 die diende om de Rooise aanspraken
op het gebruik van het Cijnsveld (door hun de Hamsche Hoeve
genoemd) kracht bij te zetten. Wouter Aertssen, inwoner van Sint-Oedenrode
in de buurtschap “de Hagen”, oud 75 jaren, verklaarde dat
ongeveer 60 jaren geleden: “den wolf soo seer regneerde dat men
de peerden ende volens dije bij dijen van den Eversche ende
Neijnsel ende Vressel ter weijde worden gedaen in Jecxschot,
gemeijnte van Rode, west ende suijtwaert gelegen van die
ingegraven ende beheijmpde velden ende erffenisse van Joffrouw
Hambroeck, oock Jecxschot genoempt, bij dagen ende nachte
moesten hueden ende wachten met rotte ofte gebuerten.
Ende dat men ter dijer tijt aldaer hutten oft koijen maeckten om
voor de reegen onder te schuilen. Alwaer men inde hutten vuer
stoockten om bij te warmen. Ende als wanneer eenich rumoer ofte
gewach gewaer geworen zijnde aen d’ een ofte a’ ndere zijde van
Jecxschot, dat alsdan de horens werden gesteecken die de
waeckers bij hen hadden. Ende alsoo rumoer van geroep ende
geschreeuwe worden gemaeckt omme alsoo den wolf te verjaegen.
Ende dat dese hutten ofte koijen ter dijer tijt waeren gegraeven
ende gemaeckt, eenighe in Jecxschot gemeijnte van Rode ontrent
de Lieshoutsen Pael ende eenige aende zijde naer Creijtenborch
oijck in Jecxschot, gemeijnte van Rode. Reden van wetenschap
verclaerebde dat hij deponent out geweest zijnde veertien,
vijftien ende sestien jaeren ende woonende bij zijne ouders,
dickwijls ende verscheijde reijsen de peerde ende volens alsdoen
mede heeft helpen waecken ende aldaer vuer helpen stoocken.”
Hij verklaart ook dat hij toen hij nog thuis bij zijn ouders
woonde Wouter den Scheeper, gezworene van Sint-Oedenrode de
schapen heeft geschut van een van de hoevaars van Anna van
Hambroeck in Jecxschot, van die hoeve waren nu twee hoeven
gemaakt. Dat was gebeurd, omdat die schapen “ghehuet ende
geweijdt worden in de Hamsche Hoeven, aende groote Weijhoeve
aenpaelende, ende mede altijt voor gemeijnte van Rode is
gehouden geworden.” Wouter den Scheeper had toen een van de
schapen op zijn schouders haar Sint-Oedenrode gedragen. De
hoevenaar van Anna van Hambroeck had toen eenan>
">
Anderhalf of twee jaar geleden was Wouter Aerts door Anna van
Hambroeck gevraagd om naar de hoeve in Jekschot te komen waar
Jan Dircx Adriaens woont. Hij moest toen een verklaring af
leggen “over de questieusse velde of gemeijnte” waarover tussen
de inwoners van Sint-Oedenrode en Anna van Hambroeck geruzied
werd. Er was van te voren al een verklaring opgesteld door een
notaris. Wouter Aerts zei toen: “Daer sal ick d’ oprechte
waerheijt aff seggen, tgeene ick weete te verclaeren.”
Waarna hij verhaalde over hoe Wouter den Scheeper schapen in de
Hamsche Hoeve geschut had. Hem werd toen verteld: “Wech, wech,
dese getuijgenisse en dient ons niet.”
Marije, weduwe van Jacob Adriaens van de Wijdeven, dochter van
Wouter Corstiaen, oud 76 jaren en wonende ter in het Eversche,
legde ook een verklaring af. Ook zij verhaalde over de overlast
van wolven. Zodat men “bij dage ende bij nachte mosten hueden
ende wachten ende aldaer zij deponenten met veele meer andere
mannen ende jongesellen waren nae toe gaende ende aldaer
springhende ende dansende ende alsoe den nacht met groot geluijt
ende singhen overbrenghen om den wolf te verdrijven.”
Resolutie van de Raad
van State
van 4 juli
1650
De regenten
van Sint-Oedenrode betogen weer dat Anna van Hambroeck, vrouwe
van Jeckschot, op basis van onterechte beweringen “een groot
stuck heyde ende broeck” van hun gemeint af tracht te scheiden
en probeert te incorporeren in de heerlijkheid Jekschot. Znna
zou proberen daarover "het souverain gesach ende dominiaele van
de hooge overicheyt” te verwerven, en hun gebruiksrechten, die
ze sinds onheugelijke tijden bezitten, af te nemen. Ook probeert
Anna van Hambroeck hen het recht op verdediging te ontnemen,
door stukken niet over te geven. De Raad wordt verzocht om Anna
van Hambroeck te bevelen om binnen korte tijd de stukken aan de
gedeputeerden Pieck en Ghans te overhandigen. De Raad besluit
dat Anna dat binnen 14 dagen moet doen.
Resolutie van de Raad
van State
van 7 juli
1650
De inwoners
van Sint-Oedenrode schrijven dat Anna van Hambroeck probeert
“het stuck heyde ende broecke in questie heure pachters te
beschadigen met torffslagh ende stroussel meyen, gelyck sy
pretenselyc gevordert hebben, dreygende meerder arrestanten by
de hant te nemen, ende tselve stuck gemeente te ontblooten” Ze
verzoeken de Raad om de pachters van Jekschot het gebruik van
die wildernis te ontzeggen, totdat de zaak opgelost is. Dit
verzoek wordt voor advies naar rentmeester Pieck en voormalige
ontvanger Ghans doorgestuurd. Met andere woorden: op het verzoek
wordt niet direct ingegaan.
Resolutie van de Raad
van State
van 15
september 1651
De Raad van
State heeft een verzoek ontvangen van de regenten en inwoners
van Sint-Oedenrode. Rentmeester Pieck en ontvanger Ghans waren
geauthoriseerd om met een gezworen landmeter de grens vast te
stellen, “‘t welck alsoo tot noch toe niet en is geschiet, ende
den bequaemen tyt verloopen.” Ze verzoeken "dat tselve
alnoch mach geschieden binnen 14 dagen nae insinuatie opdat sy
niet langer rechteloos en blyven, waerop gelet synde is
goetgevonden ‘t versoeck te accorderen." Desondanks blijkt
nergens uit dat er een nieuwe grens vastgesteld werd. Een
uiteindelijk vonnis liet tot 1683 op zich wachten.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 4 november 1654
Enkele lieden verklaarden op verzoek van Anna van Hambroeck dat
eerder die dag Jan van Kilsdonck, substituut vorster van
Sint-Oedenrode, een “maelkoye” van Jan Dircx in beslag nam, Jan
Dirck woonde op een van de hoeven van Jekschot. Anna van
Hambroeck had hier tegen geprotesteert, omdat de vorster van
Sint-Oedenrode geen jurisdictie had binnen haar heerlijkeid.
Anna had tegen Jan van Kilsdonck gezegd: “dat hy werdt ware dat
aen hem over sodanighe infractie ende impertinentie met eenen
stock in den neck sloege.” Jan van Kilsdonck dreige Anna van
Hambroeck toen te slaan en antwoordde: “Ick soude u oick met
eenen stock in uwen neck buijgen all syde noch eens een Joffrouw.””
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 9 maart 1655
“Jan Dircx van Leijenborch, scepen der heerlyckheyt van
Jexschot, oudt omtrent 57 jaeren ende Methelt dochtere Peter
Delissen, wittige huysvrouw van Claes Stans Daniels, beijde
woonende binnen der heerlyckheyt van Jexschot,” verklaarden op
verzoek van Anna van Hambroeck dat op 6 februari 1655, ‘s
middags om een uur of een of twee, vier met name genoemde
jongemannen uit Sint-Oedenrode “met een karre, aecxe ende bijlen
sijn gecomen op Jexschot." Ze hakten drie wilgen om die in de
Koyweyde van de vrouwe van Jekschot stonden en ook nog 6
eikenbomen, die voor die Koyweyde stonden, “op seeckeren dijck
in het Chijnsveldt van de voirscreven vrouwe van Jexschot, om
welcke voirscreven chynsvelt tegenwoordich proces is hangende
voor de Rade van Brabant tussen de vrouwe van Jexschot
voirscreven ende de ingesetenen van St. Oeden Rode, sijnde dese
negen boomen, bysonderlyc oick de 6 staende buyten op den dyck
int Chynschveldt voirsreven, altesamen by de pachters van de
vrouwe voirscreven oft hare voorsaten eertyts uijt den naem ende
van wegen de heere oft vrouwe van Jexschot gepoodt.” De
jongemannen hadden de omgehalte bomen op hun karren meegenomen
naar Sint-Oedenrode.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 5 april 1656
Een aantal inwoners van Veghel verklaren op verzoek van de
regenten van Sint-Oedenrode dat de hoeven van Jufrouw Anna van
Hambroeck “gestaen ende gelegen by of in Jexschot, parochie van
Sint Oeden Rode ende gebruijct werden by Jan Dircx van Leyenorch
ende Claes Stanssen” in Sint-Oedenrode bijdragen aan een
landelijke belasting en dat dit al sinds mensenheugenis het
gebruik is. De bewoners van deze hoeven horen kerkelijk ook
onder de parochie Sint-Oedenrode. De schout, schepenen en
regenten van Sint-Oedenrode verklaren ook dat deze bewoners en
ook deze hoeven en landerijen van Jekschot onder de jurisdictie
van de schepenbank van Sint-Oedenrode resorteren.
Verder verklaren ze dat de inwoners van Sint-Oedenrode al sinds
mensenheugenis hun gemeint gebruiken, inclusief het deel dat
door Anna van Hambroeck ten onrechte het Chynsveldt wordt
genoemd, gelegen ten zuiden van de Jekschotse hoeven. “Marijken,
weduwe van Handrick Jacobs, oud 70 jaren, en Lysken, weduwe van
Jan Jacobs, oud 100 jaren, beiden wonende ter Veghel, beamen het
voorgaande. Marijken heeft bij haar vader op een hoeve van Anna
van Hambroeck gewoond en haar vader was een keer borgemeester
geweest te Sint-Oedenrode.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 13 mei 1656
Een aantal lieden verklaren op verzoek van Anna van Hambroeck
dat Anna voor zo lang als zij weten altijd “in volcomen
possessie ende gebruyck van seeckere groes ende heyveldt ten
suijden gelegen neffens de huijsen van Jexschot ende aen de syde
naest Roy met eenen ouden wall eertyts affgegraven ende aen
Jexschot aengevreedt gemeynlyck genoempy het Chynsveldt, ‘t
selve hoeij ende groesveldt tot haren gelieffe bepotende, het
hout daerop staende soo eycken als schaerhoudt affhouwende,
daerinne torffende ende vorts doir hare pachters van Jexschot
met beesten, peirden ende schapen weydende, torff steeckende,
scadden, vlaggen ende heyde meydenden, ende vorts in alle
manieren ghebruijckende gelijck haer eygen ende patrimonie goet.
Inne welcke oude possessie die voorscreven joffrouwe alnoch
tegenwoordich de facto is continuerende, niettegenstaende de
regeerders van Rode willen sustineren ‘t selve Chynsveldt annex
te syn aen de neffens gelegen heyde van Rode, overmits de wal
door lanckheyt van tyde in veele plaetsen is vevallen ende alsoo
de beesten dicwils door malkanderen lopen weyden.”
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 28 juni 1656
Een aantal lieden verklaren op verzoek van Anna van Hambroeck
dat Anna de heerlijkheid Jekschot bezit, “hebbende lege
jurisdictie met veele andere heerlijcke rechten ende privileges,
gewinchynssen ende leenen met alnoch vier hoeffven ende veele
hoijvelden, weijvelden, heijvelden, torffvelden ende vroenten,
menichte van dusenden weirdich synde.” Enkele jaren gelden zou
voor de heerlijkheid 34.000 gulden geboden zijn geweest.
Verklaring
voor notaris Jan van den Heuvel op 19 juni 1659
“Jan Dirckss van Leyenborch, oudt omtrent 60 jaeren, ende Dirck
Janssen synen soone, oudt omtrent 27 jaeren, beyde ingesetenen
van Jexschot” verklaren op 19 juni 1659 op verzoek van Anna van
Hambroeck dat zij op 29 mei laatstleden aan het turven waren “in
seeckere hoijveldt genoempt de Hamelse Hoeffve gelegen binnen
den Jexschotsen wall int Jexschot.” Daar werden zij toen bekeurd
door Mathijs Peters, gezworen van Sint-Oedenrode, Marhijs en
zijn gezelschap namen toen hun 2 schoppen af. In de nacht van 2
op 3 juni 1659 werd de door hen gestoken turf, die daar nog was
opgeslagen, gestolen. Een deel was weggevoerd en een deel was
buiten de Jekschotse wal op de Roose gemeint opgestapeld. Toen
ze op 3 juni ontdekten dat turf veplaatst en verdwenen was,
hebben ze het karrespoor kunnen volgen. Dat liep naar het huis
van Mathijs Peters, gezworene van Rode. Daar zagen ze in het
huis en in de schuur een grote partij turf staan. Ze zagen dat
het hun turf was “soo aen het fatsoen van den torff als aen de
grondt ofte aerde, te meer oock daer van versekert synde
overnits dat die van Rode doentertyt noch niet en hadden getorft.”
Vonnis van
de Bossche schepenen op 2 april 1683
Vonnis in
het geschil tussen Eugene Ambroise de Maldegem, heer van
Jekschot en het corpus van Sint-Oedenrocde, betreffende “een
stuck erve eensdeels weijvelt ende eensdeels heijvelt, drije ent
seventich bunderen landst ofte daer ontent t’samen begrijpende,
genoemt Chijnsvelt, gelegen ontrent de heerlijckheijt van
Jeckschoth”. De Bossche schepenen besluiten dat beide partijen
het Chijnsvelt beiden zullen blijven gebruicken, “soo ende
gelijck sy hetselve tot dato deses hebben gebruijckt.”
Bronnen:
BHIC, toegang nr. 5116,
notarissen Sint-Michielsgestel, notaris Jan van den Heuvel, inv.
nr. 11, fol. 150-155v;
inv. nr. 12,
fol. 125; inv.
nr. 13, fol. 206v, 213v-214, 226-226v, 232, 250, 251v, 262-262v,
265v; inv. nr. 14, fol. 36; BHIC, toegangsnr. 7636, SO RA, inv.
nr. 125, fol. 387 (20-6-1650); BHIC, toegang 315, Collectie
Santvoort, resoluties Raad van State, fol. 291 (4-9-1648); fol.
294 (8 oktober 1648); BHIC, toegang 178, resoluties Raad van
State, inv. nr. 191 (1640), fol. 201v, 255, 404v en 551, inv.
nr. 192 (1650), fol. 328 en 333v; inv. nr. 193 (1641), fol. 109
en fol. 456; W. Heesters, ‘De Heerlijkheid Jekschot’, in:
Heemschild (1971) 59-67;
A.C. Brock,
De Stad en Meyerij van 's Hertogenbosch of derzelver
beschryving. Tweede Afdeeling. Facsimile-uitgave (Veghel
1978) 157-158;
A.C.
Brock, Beschryving der Vryheid St. Oeden-Rode
Fascimile-uitgave (Sint-Oedenrode 2003), II, blz. 184-194.
Martien
van Asseldonk
|