De oudste vermelding van de Haveltse
kapel komt uit het Bosch protovol over het jaarvan 1 oktober
1454 tot 30 september 1455. Gerardus, zoon van wijlen Johannes
Dircx, wettige echtgenoot van Johanna zijn vrouw, dochter van
wijlen Godefridus, natuurlijke zoon van wijlen Arnoldus genaamd
van Erpe, met haar voogden, draagt op een jaarlijkse erfcijns
van 20 schellingen die Johanna erfelijk bezit uit een huis, erf
en hof en toebehoren gelegen in de parochie van Vechel ter
plaatse genaamd Vranckenvoirt, tussen het erf van de kinderen
van .. genaamd Clemens aan de ene zijde, en een gemeine weg aan
de andere zijde, welke cijns Godefidus, zoon van wijlen Arnoldus
genaamd van Erpe, van Nycolaus, zoon van wijlen Lambertus
genaamd Claes verkregen heeft zoals in een erfbrief geschreven
staat, ten behoeve van de fabrice capelle sancte Anthony site
in prochia de Vechel supra locum dictum Hamvelt. (BP-1225,
fol. 294)
Een andere vermelding uit de
vijftiende eeuw komt uit het
aartsdiakonale inkomstenregister van het dekenaat Kempenlant uit 1474. De vermelding
luidt: capella B. Anthonii noviter erecta in dat Havelt.
De kapel was dus niet lang daarvoor gesticht en was toegewijd aan de Heilige Antonius. Over de
omstandigheden van de oprichting is niets met
zekerheid bekend.
De
rectors
Aan de kapel waren inkomsten verbonden voor een geestelijke die
daarvoor in de kapel (wekelijks) 2 missen opdroeg. In de
aartsdiakonale inkomstenregister worden de volgende rectors
genoemd:
- Voor 26-6-1475: Johannes van Risinghen,
geestelijke - Op 26-6-1475 volgde Johannes van der Straten,
geestelijke, Van Risinghen op - 1484: Johannes van der
Straten wordt vermeld als eigenaar van het rectoraat. Hij is
afwezig en laat zich vervangen door Johannes van Bruesel. Hij
betaalt voor zijn afwezigheid 2 mud rogge. - 1510-1524:
rector heer Johannes van der Straten wordt vermeld - 1566:
rector heer Theodoricus Danielis wordt vermeld
Heer
Jan soene wylen Dirck Hanricxs, ‘priester, rectoer van Sente
Anthonis capelle’, gelegen in Veghel aent Havelt, en ook
‘rectoer van Sente Achten altair binnen der prochiekecken van
Vechel’ heeft op 13-5-1549 aan heer Gerit, zoon van wijlen Jan
Gerits, priestere, alle inkomsten overgegeven van de ‘capellen
van Sente Anthonis voirseyt ende oyck behoirende den altair van
Sente Achte voirseyt’, voor zolang als beiden leven, onder
voorwaarde dat heer Gerit elke week in voornoemde ‘capellen’
drie missen zal lezen en dat heer Gerit aan heer Jan elk jaar 24
Carolus gulden zal betalen. Heer Gerit zal ook alle belastingen
betalen en inhouden op die 24 Carolus gulden. De 2 mud rogge,
‘Bosscher maten’, die Ruth Peter Tielenss onlangs uit zijn goed
betaald heeft zijn nog voor heer Jan.
-
Waar de kapel stond
Wim Cornelissen schreef in 1980: De plaats waar deze kapel heeft
gestaan is niet met zekerheid aan te wijzen. De kaart van A. C.
Brock van 1825 geeft enige aanwijzing en zou overeen kunnen
komen met de plaats die nu nog bekend is als "de Kapelhof". Bij
het bewerken van dit land stuit men op bepaalde plaatsen van dit
land op puinresten, hetgeen ook een aanwijzing kan zijn voor de
plaatsbepaling.
Verhees
gaf de standplaats van de kapel aan op zijn kaart van 1806.
Mogelijk liet hij zich leiden door sporen van een ruïne
en informatie van omwonenden.
Op nevenstaande kaart is de kaart van
Veerhees op de kadasterkaart van 1832 geprojecteerd.
Op onderstaande kaart is het perceel
"De Kapelhof" rood gearceerd. We hebben de plaats waae de kapel
gestaan zal hebben met een zwarte stip aangegeven.
In 1990 vond ik een ondersteuning
voor de gedachte dat de kapel op de Kapelhof gestaan heeft. Een kort bij de Kapelhof gelegen perceel
wordt in de cijnsregisters van Helmond aangeduid als gelegen "bij
St. Antonis Capelle". Definitief uitsluitsel geeft een akte
van 1-2-1770, die ik in 2012 aantrof. Peter Aart Frankefort
kocht toen van het "gemene land" (de overheid) de Kapelhof,
perceel nr 6, omschreven als:
“de erffenis en gront alwaer voorheen St. Antonis Capel
aen het Havelt onder den dorpe van Vechel heeft gestaen,
groot ontrent een halff loopense, en ’t gemeen landt by
confiscatie der geestelijke goederen is aengecomen.” De
koper kreeg bij die koop alle rechten die het "gemene lant" voor
dat perceel had, zoals vrijstelling van het betalen van lands-
en dorpslasten.
Beheer en bezit
Eertijds waren er twee kapelmeesters
aan de kapel verbonden zijn geweest, om het bezit van de kapel
te beheren. We vinden hen genoemd in een akte van 21 januari
1589 (R30, fol. 963). Op die dag beloofde Jan Zeger Jans
jaarlijks een erfcijns van 30 stuivers uit een hooiveld op het
Havelt te betalen aan Jan Peters van der Santvoert en Mathys
Jacops "capelmeesters van de capelle aent Havelt". Een
andere vermelding dateert van 25 februari 1637 (R45,
fol. 234).
Henrick Ariens opten Oirt beloofde op die dag aan Jacop
Mathijssen Erbaerten en Sijmon Willem Sijmons “als
cappelmeesteren der capelle van Sinte Anthonis aent Havelt ende
dat tot behoef der voors(creven) capelle” jaarlijks een erfcijns
te betalen van drie gulden, te betalen uit een “camp teellanden”
groot 2 lopens en gelegen aent Havelt.
Aan de kapel
was een beneficie verbonden, dat was een soort fonds waaruit een
priester werd betaald, die daarvoor in de kapel op bepaalde
tijden een mis moest lezen. Het beneficie wordt vermeld op 1
juli 1585 (R30, fol. 239). Joros Gerit Roeffen verklaarde op die
dag jaarlijks 3 1/2 Carolus gulden te zullen betalen aan heer
Dirck, "priester en beneficiaet van Sinte Anthonis Capelle aent
Havelt binnen der prochie van Vechelle en na zijn dood aan den
beneficiaet der selver capellen". De cijns was aflosbaar met 50
gulden op 13 juni, met inachtneming van een opzegtermijn van zes
maanden.
Alle kerkelijke bezittingen werden na afloop van de
Tachtigjarige oorlog door de overheid geconfisqueerd. De kapel
heeft geen archief nagelaten en over haar bezit is weinig bekend. Door een onderzoek in de rechterlijke
archieven zijn de inkomsten van de kapel nog wel te achterhalen,
omdat bij transporten van percelen de daaraan verbonden lasten
meestal vermeld zijn.
Zo werd bijvoorbeeld op 24 april 1532 (R23, fol. 95) door Gerit
en Dirck, zonen van wijlen Dirck van der Heijden een huis op het
Havelt opgedragen aan Heilwig, dochter van wijlen Aert Aertss
van der Heijden. Het huis was belast met onder andere een
jaarlijks te betalen erfcijns van 1 pond aan ‘Sente Anthonis
capelle’ aent Havelt. Verder lagen er op het Boekt twee percelen
met de naam St. Anthonis Acker (blauw op de kaart) die van de Haveltse kapel geweest
waren. Het Veghelse maatboek van 1624 vermeld op bladzijde 87:
St. Antonis eckercken, toecomende de rectoir van St. Antonis
capel gelegen opte Boct.
Het broederschap
In 1618 was er ruzie met de kapel op
het Dorshout over de vraag in welke kapel jaarlijks op
Sint-Anthoniusdag de H. Mis mocht worden gelezen. Volgens Drs.
W. H. Th. Knippenberg wijst de beslissing van bisschop
Zoësius
dat op de betreffende dag alle jaren alleen in de Haveltse kapel
de H. Mis mocht worden gelezen op betrekkingen met bepaalde
gilden. De oudste vermelding van het broederschap
verbonden aan de Haveltse kapel dateert uit 1505. Aerdt Janssen
van de Rijt deed in dat jaar een aantal schenkingen waaronder
aan confratibus Sancti Antonii in Havelt.
Een van
de activiteiten van het schuttersgilde was het zogenoemde
koningschieten. De gildebroeder die de houten vogel of "papegaai"
van de schutsboom schoot, mocht zich koning noemen. Het
Sint-Anthoniusgilde op het Havelt had een eigen schutsboom,
gezien de aanduiding van het Schutsbooms Broekje in 1787 en
1793, vlak bij de kapel gelegen (groen op de kaart).
Dat is tevens tot dusver de eninge
aanwijzing dat het gilde in de achttiende eeuw actief was. In
1827 wordt het Sint-Anthoniusgilde als actief schuttersgilder
vermeld in de brief van de schout van Veghel aan de provinciale
gouverneur over het doen verplaatsen van de in zijn ogen
gevaarlijke schutsbomen naar de heidegebieden. In 1829 wordt het
gilde vermeld bij het verwachtte bezoek van koning Willem I die
via Veghel van Maastricht naar Den Bosch reisde.
Peter Janssen de Smith, 83 jaar en
Adriaen Willems van Wolre, 66 jaar, beiden inwoners van Veghel,
hebben op verzoek van de gildebroeders van Sint Anthonis op 14
maart 1650 verklaard dat de 51 of 52 jaar geleden diverse jonge
eikenbomen hebben geplant bij de Sint Anthoniskapel te Veghel,
welke aldaar nog staan. Dit tot profijt van de gildebroeders en
dat de schutterij hun hiervoor hebben betaald.
Verklaring van de inomsten van de
schutterij afgelegd op 14 maart 1650:
Willem Meussen, 61 jaar, geeft
jaarlijks aan de schutterij Sint Anthonis 9 gulden. Hendrick Gerart Goijarts, 50 jaar,
geeft jaarlijks aan deze schutterij 3 gulden. Luijcas Thonissen, 47 jaar, geeft
jaarlijks aan deze schutterij 1 gulden en 15 stuivers. Hendrick Adriaens, 48 jaar, geeft
jaarlijks aan deze schutterij 3 gulden. Heijman Handrick Heijmans. geeft
jaarlijks aan deze schutterij 13 vaten rogge.
Al
deze personen wonen in Veghel en verklaren op verzoek van de
koning en vendeldrager met de dekens van de schutterij Sint
Anthonis, dat ze de genoemde giften nooit hebben betaald aan
enige geestelijke personen zoals een pastoor of kapelaan, maar
aan de dekens of andere schutsbroeders en alleen tot profijt van
de schutterij.
Deze verklaring werden afgelegd in
verband met de confisqutie van de geestelijke goederen door het
land in 1648.
Een beschrijving uit 1658
Henk Beijers vind in in het archief van de Raad van State in
Den Haag een beschrijving van de kapellen in de Meierij van
's-Hertogenbosch uit 1658. De Haveltse kapel wordt als volgt
beschreven:
"Memorie van eenige capellen in de Meijerije van den Bosch
gevisiteert in loco bij de Ed: Mo: heeren gecommitteerden op de
verpachtinge van den thienden de heeren Van Schaegen ende
Ruijsch in de maent junij ende juli 1658.
Onder
Vechel aende gehuchte Haviths [= Havelt], een cappelle genaemt
St. Anthonij. Dese staet aen eenen grooten uijthoeck [dubieus],
genaemt het Theunisgilde en is een cappelle groot 43 en 17 voet
versien met een goet leijdack en toorntgen daerop alles massieff
ende sterck, om deselve leijt eenen aerde wall, daer uijt
blijckt dit de ordinarisse vluchtplaets heeft geweest, die van
de gehuchte is deselve daer seer dienstich, want het een groot
halff uijr van Vechel is ende soude bij tijt en wijlen daer noch
connen dienen voor den godtsdienst; om dese staen ontrent 160 à
170 opgaende eijckeboomen, die onses oordeels wel ten
behoeve vant lant mogen vercocht worden, want deselve in lange
geen (..?) meer ende hebben gehadt, maer aengaende de cappelle,
oordeelen wij dat daer behoort te blijven staen."
Bronnen:
Bannenberg e.a., De oude dekenaten I,
256;
W. H. Cornelissen: Schuttersgilden in Veghel (Veghel
1980); M. van
Asseldonk, 'De Haveltse Kapel' in: Van Vehchele tot Veghel
(december 1990) 27-29. Met dank aan Twan van Duijnhoven die
me er op attendeerde dat Verhees de standplaats van de kapel op
zijn kaart van 1806 tekende;
Nationaal Archief ’s-Gravenhage, Raad van State
1.01.19 periode 1581-1795, inventarisnummers 1727-1818, nr. 24,
verbael van de capellen in de Meijerije van ‘s-Hertogenbosch
juni 1658 inv. nr. 1757. |